Ze zijn nu toch voorbij? Wat denk jij te bereiken, Door elke dag opnieuw, in het verleden terug te kijken? De tijd is geen verkeersweg, met banen links en rechts Hij gaat maar in één richting: wijst naar de toekomst slechts. Die biedt wat wij verwachten, dat diepere perspectief, 't Verleden is geweest nu, al was het je ook lief! THOMASVAER: Dat heb jij makkelijk zeggen! Maar ik ben niet zo jong, Dat 'k voetstoots kan vergeten, wat ik eens als mooi bezong! PIETERNEL: Maar vind jij dan oprecht, dat alles oud moet blijven? Dat is toch echt geen mannentaal, da's praat voor ouwe wijven! Ik kijk 'n beetje op van jou: een man in 't volle leven, Die al zijn kracht en energie, nog aan zijn werk kan geven! Moet dan de mens ook daarin, zich tot terrein beperken, Dat afgezaagd en oud is? Ook in zijn dagelijks werken? Jij zegt dat je van deze stad zolang al hebt gehouden: Misgun dan niet je stadgenoten, het nieuwe dat zij bouwden! THOMASVAER: Misgunnen doe ik niemand iets, dat weet je Pieternel! PIETERNEL: Ga jij nog wel eens Woensel in? Dat groeit zo razend snel! Toen hier de tunnel klaar was, 't station en 't postkantoor, Toen kwam de grote trek op gang, naar d' overzij van 't spoor! Daar groeit een nieuwe wereldstad, een echte metropool. Je kent toch wel het ziekenhuis? En onze hogeschool? En daar staat ook de toren. THOMASVAER: Toren? In Woensel? Oh ja: de ouwe toren. PIETERNEL: Nee Thomasvaer! De ouwe niet! 't Is fonkelnieuw dat pand! Daar komt de boerenleenbank in, de vierde bank van 't land! 5

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1967 | | pagina 7