sterk af van het totaal van 1965, toen ongeveer
2.100 miljoen gulden werd geëmitteerd. Voor
dit aanzienlijke bedrag was in hoofdzaak de
overheid (rijk en Bank voor Nederlandsche
Gemeenten) verantwoordelijk, die in totaal
voor 1.680 miljoen gulden op de openbare
emissiemarkt plaatsten (in 1965 slechts voor
1.120 miljoen gulden). Daarnaast werd nog
door een twaalftal ondernemingen, waaronder
de Hoogovens en de Nederlandse Gasunie,
alsmede door diverse kerkelijke en liefdadige
instellingen pogingen ondernomen om aan de
benodigde financieringsmiddelen te komen.
Dat niet alle emissies succes hadden is wel
begrijpelijk. Een iets te optimistische kijk op
de marktsituatie met als gevolg te krap gestel
de leningsvoorwaarden deed een lening soms
volledig mislukken. Aan de andere kant kon
het tegenovergestelde ook krankzinnige 'suc
cessen' teweegbrengen, getuige de laatste
staatsleningen.
De laatste maanden heeft de situatie op de
rentemarkt een zekere rust te zien gegeven.
De rente schommelde steeds rond de zeven
procent voor nieuwe uitgiften. Mede in ver
band met de voorzichtiger normen die de re
gering Zijlstra voor het uitgavenbeleid van de
overheid wil aanleggen zou zich in 1967 mis
schien een daling van het rentepeil kunnen
voordoen. Een vérgaande daling lijkt echter
voorlopig niet waarschijnlijk wanneer men be
denkt, dat het bedrijfsleven alsmede de lagere
overheden ongetwijfeld nog een sterk beroep
op de kapitaalmarkt zullen moeten doen.
De aandelenmarkt bood in het afgelopen jaar
een droevig beeld. De stijging van de rente
stand, de pessimistische berichten van het be
drijfsleven, krimpende winstmarges met als
gevolg vaak noodzaak tot sluiting of inkrim
ping, alsmede de aanhoudende verkoopdruk
uit Amerika waren hieraan om beurten debet.
Met een kleine opleving in de eerste maanden
moesten we het verder maar doen. In nage
noeg alle sectoren hebben we een enorme
inzinking der aandelenkoersen moeten con
stateren, gepaard gaande met een minimum
aan beursactiviteit.
Emissies in december
Twee obligatieleningen werden in de afgelo
pen maand op de markt gebracht. Zij waren
van de Bank voor Nederlandsche Gemeenten
en van het rijk zelf. De BNG stelde vanaf
12 december twee soorten rentespaarbrie-
ven verkrijgbaar, voor een totaalbedrag van
25 miljoen gulden. De ene soort, aangeduid
met lening 1966 II, zou na een looptijd van zes
jaar aflosbaar zijn tegen een koers van 150
procent. De rentespaarbrieven 1966 III zouden
na ongeveer tien jaar 200 procent opbrengen.
Het rendement van beide leningen kwam zo
doende op ongeveer zeven procent, een ren
dement dat op het ogenblik van uitgifte goed
in de markt lag. De sluitingsdatum voor deze
emissie was bepaald op 31 januari 1967 of
zoveel eerder als het totale emissiebedrag op
een vroeger tijdstip ten volle zou zijn geplaatst.
De belangstelling bleek zó groot dat reeds op
de eerste dag het volledige bedrag was opge
nomen. In verband met het belastingvoordeel
kunnen dergelijke leningen aantrekkelijk zijn
voor particuliere beleggers. Dat echter het
rendement op zichzelf ook goed moet zijn was
eerder al wel gebleken met de twee uitgiften
van rentespaarbrieven 1965 en 1966 I die aan
de leningen-1966 II en III voorafgingen. In
beide gevallen lag toen het rendement bij uit
gifte een stuk beneden het in die tijd geldende
35