Verdeling van de spaarmiddelen bij de boerenleen banken 1965-1966 (inclusief rente) min gld 4000 Totaal Direct opeisbare gelden 3000 2000 1000 1956 1957 1958 1959 1960 1961 1962 1963 1964 1965 1966 rubriceerd de onderhandse leningen die de Boeren-Hypotheekbank opneemt bij derden. Het bedrag daarvan nam in het besproken tijdvak toe met 25 miljoen (voorgaand jaar 15 miljoen). Als 'overige uitzettingen' zijn hoofdzakelijk te noemen de effecten in het bezit van de plaat selijke banken. Afgezien van pandbrieven van de Boeren-Hypotheekbank, verminderde de effectenportefeuille van de plaatselijke ban ken met 2 miljoen ten gevolge van uitlotin gen. Nieuwe stukken werden vrijwel niet bij- gekocht. Financieringsoverschot De boerenleenbanken en de Boeren-Hypo theekbank samen genomen hebben in de be schouwde periode in het spaar- en voorschot- bedrijf een financieringstekort gehad van 20 miljoen; in het voorgaande jaar was dat tekort f 30 miljoen en in het jaar daarvoor 80 mil joen. Intussen is het tekort van 1966 gecom penseerd door de spaaraanwas in december 1966. Bovendien is per 31 december naar ra ming 120 miljoen aan rente op de spaar rekeningen bijgeschreven. Daardoor sloeg het tekort om in een overschot van rond f 120 miljoen, zijnde ruim 40% van de aanwas van spaarmiddelen ad 266 miljoen. In het overige bedrijf hadden de boerenleen banken en de Boeren-Hypotheekbank te za- men een financieringsoverschot van 115 mil joen in de eerste elf maanden van het jaar. Dat was meer dan voldoende om het tijdelijk ontstane tekort in het spaar- en voorschotbe- drijf te dekken. Per saldo voerden de genoem de instellingen dan ook rond 75 miljoen aan de centrale bank toe, zij het dat de Boeren- Hypotheekbank op zichzelf genomen gelden aan de centrale bank onttrok. 19

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1967 | | pagina 21