het geval zou zijn geweest wanneer de aflos
singen in eenzelfde tempo waren toegenomen
als de uitstaande saldi. Vermoedelijk zijn de
niet-verplichte aflossingen gedaald ten gevol
ge van de aanhoudende krapte op de kapitaal
markt.
De nieuwe verstrekkingen ad 510 miljoen
en aflossingen ad 225 miljoen resulteerden
in een toeneming van de uitstaande voorschot
ten met f 285 miljoen, te vergelijken met
320 miljoen vorig jaar in dezelfde periode.
Dat betekent voor dit jaar een relatieve toe
neming van de uitstaande voorschotten met
15%. Ter vergelijking diene dat de spaarmid-
delen van boerenleenbanken en BHB na rente
bijschrijving met 12% aangroeiden.
Krediet in rekening-courant
Nadat het zich aanvankelijk op een laag niveau
had bewogen, is het uitstaande lopende-reke-
ningkrediet van de plaatselijke banken in de
tweede helft van het jaar sterker gaan toene
men. Eind november was het 14% hoger dan
een jaar tevoren. Dit heeft tot gevolg dat onze
organisatie in december de normen van de
Nederlandsche Bank voor het korte krediet
overschreed, nadat het korte krediet in de
voorafgaande maanden van dit jaar nagenoeg
binnen de grenzen van de kredietbeperking
was gebleven.
In juni 1966 heeft de centrale bank de finan
cieringsmogelijkheden voor middenstanders
bij de boerenleenbanken verruimd door kre
dieten toe te staan tegen zekerheidsover
dracht en tegen cessie van voorraden en vor
deringen. Deze verruiming heeft nog niet ge
leid tot een toeneming van de kredietopenin
gen door middenstanders. Integendeel, er is
in het derde kwartaal door middenstanders
voor een geringer bedrag aan nieuwe kredie
ten geopend dan in het overeenkomstige kwar
taal van het voorgaande jaar.
Spaarmiddelen
Het beloop van de spaargelden is ook in 1966
weer beïnvloed door spaarmogelijkheden bui
ten de stichting spaarbank. Wij zullen daarom
in eerste instantie de totaliteit van alle spaar
middelen bezien; daartoe rekenen wij de te
goeden in de stichting spaarbank, de termijn
deposito's buiten de stichting spaarbank, de
depositobrieven, en de spaarbrieven en pand
brieven van de BHB voorzover geplaatst bij
derden.
Dit jaar stegen de aldus gedefinieerde spaar
middelen van onze organisatie in de eerste
elf maanden met f 260 miljoen; verleden jaar
beliep de stijging in dezelfde periode 280
miljoen. In de stichtingen spaarbank zelf kwam
aanzienlijk minder binnen dan vorig jaar. Onze
boerenleenbanken vormden in dat opzicht
geen uitzondering.
Wij zijn gewend de toeneming van de spaar
middelen ook uit te drukken in een percen
tage van de beginstand en wel op jaarbasis,
dus over twaalf maanden genomen; op die
manier schakelt men seizoenschommelingen
uit. Aan het einde van november 1966 waren
deze spaarmiddelen 8,6% hoger dan een jaar
tevoren (de rentebijschrijving van eind 1965
is geëlimineerd. Eenzelfde berekening voor de
banken aangesloten bij de Centrale Raiffeisen-
Bank levert een stijging van 7,6% op. Bij de
algemene spaarbanken was de overeenkom
stige stijging 7,6%, bij de Rijkspostspaar
bank 3,1%.
15