maatregelen van de Nederlandsche Bank
drongen ons tot afremming van de voortgaan
de stijging in de kredietverlening. In totaal
verstrekten de plaatselijke banken in de twee
de helft van het jaar een kleiner bedrag aan
nieuwe voorschotten dan in de overeenkom
stige periode van het voorgaande jaar. Ook
als wij de boerenleenbanken en de Boeren-
Hypotheekbank samen nemen, blijft de daling
duidelijk zichtbaar. De beperkende maatrege
len waren zodanig gekozen dat de financie
ring van zelfstandigen zoveel mogelijk gewaar
borgd bleef. Het is immers de eerste taak van
de boerenleenbank, te zorgen voor de finan
ciering van de zelfstandigen in landbouw en
middenstand.
In een overzicht over de gang van zaken in
het afgelopen jaar, moeten wij in het algemeen
nog steunen op cijfers over de eerste elf maan
den van dat jaar. De ontwikkeling in die elf
maanden is echter duidelijk genoeg geweest
om voorlopige conclusies te wettigen voor het
jaar in zijn geheel.
Een volledig beeld van de gang van zaken
krijgt men slechts wanneer men de gegevens
van de plaatselijke banken en de Boeren-Hy-
potheekbank samen neemt. Ten opzichte van
de cliënten van boerenleenbanken vervult de
Boeren-Hypotheekbank een aanvullende func
tie als kredietverschafster en als aanbiedster
van spaarvormen, al zijn hier de bedragen
waar het om gaat veel kleiner dan bij de plaat
selijke banken. Wij zullen daarom in dit over
zicht steeds de gezamenlijke ontwikkeling van
boerenleenbanken en Boeren-Hypotheekbank
vooropstellen en pas daarna, als er aanleiding
toe is, het licht laten vallen op de gang van
zaken bij elk afzonderlijk.
Batig saldo
De minder sterke stijging van de uitstaande
gelden had tot gevolg dat de boerenleenban
ken, samen met de Boeren-Hypotheekbank, in
1966 geen noemenswaardig financieringste
kort hadden in het spaar- en voorschotbedrijf,
ondanks het feit dat ook de spaarmiddelen een
minder sterke groei vertoonden. In het overige
bedrijf - voornamelijk het rekening-courant-
bedrijf - haden zij zelfs een overschot, alles
ongerekend de rentebijschrijving aan het ein
de van het jaar.
De rente- en provisiebaten van plaatselijke
banken zullen voor 1966 een extra toeneming
vertonen door de reeds genoemde aanpassing
van de voorschotrente en van de rentetarieven
in het verkeer tussen de plaatselijke banken
en de centrale bank. De verhoging van de
spaarrente zal hierdoor waarschijnlijk meer
dan gecompenseerd worden. Wij moeten ech
ter aannemen dat ook de bedrijfskosten sterk
gestegen zijn, met name door de groei van het
aantal personeelsleden bij plaatselijke banken.
13