al wanneer men bedenkt dat de tuinder naast behoorlijke besparingen een nog groter be drag aan afschrijvingen heeft opgebracht. Bij een grote groep tuinders was de groei ver antwoord, maar voor anderen, die niet wilden achterblijven, is de toename van de investe ringen te zwaar geweest. Bijna een kwart van de tuinders heeft minder dan 25% eigen ver mogen. Hun bedrijven hebben zware rente- en aflossingslasten en daarom resteert er ook dikwijls een laag ondernemersinkomen. De zo nodige besparingen bleven in die bedrijven dikwijls achterwege. In het verleden hebben deze bedrijven vooral geïnvesteerd op basis van winstverwachtingen. Wat daarnaast opvalt is dat een aantal tuin- dersbedrijven met een nogal groot eigen ver mogen de hoogste inkomens behaalden, maar desondanks de laagste investeringen te zien gaven. Deze tuinders betaalden de investe ringen grotendeels uit eigen besparingen en volgden een voorzichtig financieringsbeleid. Leeftijd en financiële moeilijkheden Het was te voorzien dat vooral oudere tuin ders de bedrijven zouden bezitten met een groter eigen vermogen. Maar het is niet zo dat de groep tuinders met weinig eigen vermogen bijna uitsluitend uit jongeren bestaat. Wel heeft van de bedrijven waar de tuinder nog geen 35 jaar is 40% een geringe solvabiliteit. Maar toch staan volgens de jongste LEI-onderzoe- kingen jonge tuinders er vaak nog beter voor dan sommigen van hun oudere collega's, want de bedrijven van de jongere tuinders ren deren dikwijls beter dan de bedrijven van ou deren met weinig eigen vermogen. De heer Maris zei daarover: 'Dat deze jonge onderne mers aanzienlijke investeringen verrichten en hierbij een dynamische financieringswijze vol gen, kan men, gelet op de bestaande gunstige rentabiliteit en op hun leeftijd, niet onverant woord noemen. Ongunstiger is het gesteld met een groep van minder jonge ondernemers'. Deze financieren ook op de manier van de jon geren maar dan bij een matige rentabiliteit. Bij deze groep staat het sein op rood en is een matiging van de investeringen vaak een eerste vereiste. Los van de leeftijd van de tuinder en ongeacht de grootte van het eigen vermogen, ziet men in genoemd gebied een behoorlijk aantal bedrij ven die qua opzet niet meer van deze tijd zijn. De betreffende tuinders teren de laatste jaren in op hun eigen vermogen. Zij staan voor een bijzonder moeilijke opgave. Voor de overigens gezonde bedrijven die door de nu dalende rentabiliteit in moeilijkheden zijn gekomen bepleitte dr. Maris een tijdelijke opschorting van de aflossingen door de ban ken, en een soepel beleid van de zijde van het Borgstellingsfonds en de Waarborginstituten. Deze soepelheid, aldus dr. Maris, is gerecht vaardigd omdat de moeilijke situatie waarin de tuinder nu verkeert niet blijvend behoeft te zijn. Er is echter wel behoefte aan afremming van de produktie om daardoor het aanbod in overeenstemming te brengen met de vraag. Terughoudendheid bij de investeringen zal daar ook toe meewerken. Dr. Maris besloot met een advies: 'Bij een verdere groei van de tuinbouw zal men het in de komende jaren rustiger aan moeten doen en de les ter harte moeten nemen die vele tuinders door de on stuimige groei in het verleden hardhandig is geleerd'. 6571

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1966 | | pagina 13