Fonds
voor de middenstand
Zoals er een financieel hulpprogramma be
staat voor de landbouw in de vorm van een
ontwikkelings- en saneringsfonds, zo is er
nu eenzelfde programma op komst voor het
midden- en kleinbedrijf buiten de landbouw.
Op 22 september jongstleden heeft de staats
secretaris van Economische Zaken, de heer
J. A. Bakker, het bestuur van de Stichting
Ontwikkeling en Sanering voor het Midden-
en Kleinbedrijf geïnstalleerd. Tevens is op
de begroting voor 1967 een bedrag van zes
miljoen gulden aangewezen ter besteding in
dit kader. Het begin is dus gemaakt. Maar
daarmee zijn we er nog niet, zo zei de heer
Bakker in zijn installatietoespraak, want het
bestuur moet nu aan de slag om regelingen te
maken en 'het zal geen gemakkelijke taak zijn
om na de start van heden snel vanuit de eer
ste versnelling in de overdrive te komen'.
Bekijkt men de hoofdlijnen van het program
ma, dan valt een sterke gelijkenis op met het
agrarische hulpfonds. In beide gevallen gaat
het enerzijds om een beëindigingsvergoeding
6494
voor hen die hun zaak aan de kant moeten
doen omdat die geen belegde boterham meer
oplevert, en anderzijds om een financiële in
jectie voor diegenen die er nog iets van kun
nen en willen maken. Een flink deel - men
spreekt van eenderde - van de middenstan
ders haalt geen inkomen dat aanvaardbaar is
te noemen als beloning voor een zelfstandig
werkende ondernemer. Er treedt in deze kring
een koude sanering op, met alle nadelige eco
nomische en sociale bijverschijnselen van
dien, om nog maar niet te spreken van het
menselijk leed dat er vaak mee verbonden is.
De overheid wil die sanering niet tegenhou
den, maar zij wil er wel de koude hardheid
aan ontnemen.
Het programma heeft voorlopig een tijdelijk
karakter. Middenstanders zullen zich gedu
rende vijf jaar voor saneringshulp kunnen
aanmelden en gedurende tien jaar voor een
ontwikkelingsbijdrage. Voor saneringshulp
komen alleen personen in aanmerking die
tenminste tien jaar lang een bedrijf hebben
uitgeoefend en in de laatste drie jaar een in
komen hebben gehad dat beneden een zeker
maximum bleef. Dat maximum kan worden be
rekend uit het minimumloon van 25-jarige
werknemers, en er zijn verder verscheidene
andere factoren in verdisconteerd zoals so
ciale lasten, en ook rente over het eigen ver
mogen. In het algemeen zal het op ongeveer
8.000 uitkomen. Wie méér verdiend heeft
kan geen beëindigingsvergoeding krijgen.
Voorts geldt als voorwaarde dat de aanvrager
meer dan 50% van zijn inkomen heeft verkre
gen uit het te liquideren bedrijf. De hulp kan
dan een bescheiden liquidatievergoeding in
houden van 2.000 - in bijzondere gevallen