vak weer. De boer koopt niet in wat hij ver koopt zoals de handelaar, hij koopt zelfs lang niet alle grondstoffen in zoais de fabrikant. Werkend in Gods vrije natuur hoopt hij van die natuur de grondstoffen te ontvangen die hij nodig heeft, om ze dan met behulp van het leven zelf, duizendvoudig om te vormen. De landbouwboekhouding geeft een geldelijk beeld van de resultaten die de boer bereikt met de korrel in de voor, met het wassende graan, met zijn korenoogsten. Vaak zullen die weer worden gebruikt als voer voor varkens waarmee hij biggen fokt, het eindprodukt - of een eindprodukt - dat hij tenslotte aflevert. Komen de gelden daarvoor binnen via de boe renleenbank? En worden zij meteen gebruikt voor aflossing van de lening waarmee destijds het grote kippenhok is betaald? Of worden zij besteed ter dekking van de studiekosten van een der zoons? Het landbouwboekhoud- bureau zal dat kunnen vertellen De vereniging is geboren uit een initiatief van de drie centrale landbouworganisaties. Omdat veel landbouwers klaagden over de hun opgelegde belastingaanslagen, die te hoog zouden zijn en niet met hun werke lijke inkomen overeenkwamen, stelden de standsorganisaties rond het jaar 1925 een Commissie Belastingwezen in. Deze commis sie legde contact met diverse, reeds bestaan de landbouwboekhoudbureaus, en zij kwam daarbij al spoedig tot de bevinding dat die bu reaus bij het vaststellen van het inkomen van de boeren op uiteenlopende wijzen te werk gingen. Dat was met name voor de voorzitter van genoemde commissie aanleiding, ernaar te streven de bureaus bijeen te brengen in de vereniging die thans jubileert. De landbouwboekhoudbureaus doen echter meer dan alleen de boekhouding van agrari ërs bijhouden en inkomens vaststellen voor de fiscus. Reeds kort na de oprichting van de boekhoudbureaus - zelfs al voor de oprichting van de Vereniging in 1926 - begon men de verzamelde gegevens ook statistisch te ver werken om zo een totaalbeeld te krijgen van de bedrijfsinkomsten en van de bedrijfskosten in de landbouw. De eerste statistieken waren wel primitief van opzet, maar zij werden toch in diverse landbouwbladen gepubliceerd. En omdat die publikaties tot dan toe de eerste wa ren met cijfers op dit terrein trokken zij alom de aandacht - zij trokken met name ook de aandacht van de overheid. Vanaf 1925 ging de directie van de Landbouw de verschenen regionale publikaties bundelen, zodat men sindsdien een landelijk overzicht kreeg. In latere jaren werd voor statistische doelein den door meerdere instanties een beroep op de Vereniging gedaan: zowel door de in 1935 opgerichte Economische Voorlichtingsdienst, het Landbouw-Economisch Instituut en de Stichting voor de Landbouw, als door het Centraal Bureau voor de Statistiek. In 1952 begon de vereniging op grote schaal met de zogenaamde 'Bedrijfseconomische 6492

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1966 | | pagina 22