tailhandel in dranken en in tabaksprodukten in 1965. Opmerkelijk is het feit dat in de kruide niersbranche de bedieningszaken in 1965 een groei vertoonden van 10% tegenover 1964, in de zelfbedieningszaken echter beliep die groei 13%. In de eerste helft van 1966 beliepen de overeenkomstige groeipercentages 7 en 10. Globaal de diverse cijfers overziende kan men stellen dat in 1965 de groei van de omzet rond de 10% lag, in de eerste zes maanden van dit jaar liep de geldomzet in de diverse takken meer uiteen, maar alle takken vertoonden een stijging, van 4 tot 16% toe. Uit de omzetcijfers stelde het EIM met be hulp van de bruto-winstmarge, de loon- en andere bedrijfskosten, een raming op van de netto-winsten die in 1965 in de detailhandels bedrijven konden worden behaald. Deze ra ming kwam neer op een stijging van 10,5% tegenover het overeenkomstige winstbedrag in 1964. Men kan dit cijfer vergelijken met het percentage waarmee de gemiddelde loonsom per werknemer in 1965 gestegen was tegen over 1964: 11 Ook voor het ambacht neemt het Economisch Instituut voor de Middenstand aan, dat de netto-winst per ondernemer in 1965 met 11% is gestegen. Interessant zijn hier de omzetten in de ho recabedrijven. Doordat steeds meer Neder landers hun vakantie in het buitenland door brengen, was de omzet in deze bedrijfstak, hoewel hoger dan in 1964, in vergelijking met het voorafgegane jaar niet zo sterk toegenomen als in 1964 het geval was. Het laat zich aanzien, dat die ontwikkeling zich in het thans lopende jaar voortzet. Tekenend is in de omzetontwikkeling, dat niet de grote, maar de middelgrote hotels relatief het snelst in omzet stijgen, dat men niet de grotere maar de kleine cafés het snelst - of het minst lang zaam - ziet groeien, en tekenend is ook, dat de belangstelling voor cafetaria's relatief snel toeneemt. De minister spreekt hier van een 'grotere belangstelling voor de kleinere eet- gelegenheden met een snelle bediening'. Het aantal verkoopplaatsen in de detailhan del nam in 1965 af met 2.500 (in 1964 met 2.000). Op 1 januari 1966 beliep dat aantal on geveer 179.100 tegenover 181.600 aan het begin van 1965. Uiteraard is die afname ad 2.500 een saldo, een verschil tussen het aantal nieuwe vestigingen, dat 5.800 beliep, en het aantal bedrijfsopheffingen, dat 8.300 bedroeg. Deze 8.300 opheffingen vormden 4,7% van het aantal verkoopplaatsen per 1 januari 1965. In de sector voedings- en genotmiddelen ligt dat percentage hoger: op 5, en in de brand- stoffenhandel beliepen de sluitingen zelfs 5,7% van het aantal verkoopplaatsen dat ons land in januari 1965 telde. In het kader van het ambacht - dat niet met een detailhandelsbe drijf was gecombineerd - beliep in de textiel- verwerkende ambachten het percentage van de opheffingen zelfs 10%. In de meeste ge vallen is de opheffing van een bedrijf het ge volg van ouderdom, ziekte of overlijden van de eigenaar, soms echter vloeit zij voort uit het feit dat de zelfstandige zakenman een be trekking in loondienst aanvaardt. Er zijn maar weinig branches waarin het aantal nieuwe ves tigingen dat van de opheffingen overtreft. In de horecasector hielden nieuwe inschrijvingen en opheffingen elkaar in evenwicht. De mogelijkheden van kredietverkrijging on- 6484

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1966 | | pagina 14