Van marge en omzet
van landbouw zijn beleid voert, noch in gebrek
aan redactionele vaardigheid, maar in de ont
wikkeling van de EEG. Nu een groot deel van
de marktorganisatie voor de landbouw in
verordeningen is vastgelegd en bovendien
reeds enige vooruitgang is geboekt op het
gebied van het prijsbeleid, is de bevoegdheid
van de nationale ministers van landbouw op
het gebied van het markt- en prijsbeleid danig
ingekrompen. Voor verschillende belangrij
ke produkten is het alleen nog interessant
te weten hoe minister Biesheuvel de aanpas
sing van het huidige Nederlandse prijspeil
naar dat van de EEG doet verlopen.
Overziet men het geheel dan blijkt dat ook de
ontwerpbegroting voor landbouw de geest
ademt van de plannen die zijn opgezet om tot
een afkoeling van de economie te geraken. Op
sommige terreinen, zoals dat van de voor
lichting en van het onderzoek, wordt dit dui
delijk tot uiting gebracht. Niettemin heeft de
minister op andere punten toch kans gezien
om voor de landbouwers extra middelen te
reserveren. Voorbeelden hiervan zijn het
Ontwikkelings- en Saneringsfonds en de dier-
ziektebestrijding. Al met al mag de landbouw
begroting dan geen opzienbarend stuk zijn, er
is toch evenmin reden om ontevreden te zijn
over de plannen van minister Biesheuvel voor
het komende jaar. Integendeel, het vertrou
wen in het beleid van de bewindsman wordt
door deze begroting opnieuw gerechtvaar
digd.
ROND DE RIJKSBEGROTING III,
MIDDENSTAND
In de memorie van toelichting bij de begro
ting van Economische Zaken wijdt minister
Den Uyl een aantal interessante opmerkin
gen aan de huidige toestand van de Neder
landse economie, de vraag of zich de groei in
het economisch leven al dan niet zal voortzet
ten en of de inflatie kan worden beteugeld,
aan de ontwikkeling van de industrie en van
het toerisme, de recente ontslagen in diverse
industriële bedrijven - en met name ook aan
de ontwikkeling van het midden- en kleinbe
drijf in ons land.
Over de bedrijfssluitingen, waaromtrent men
in de laatste tijd nogal regelmatig kon lezen
in de pers, en over de genoemde ontslagen
van werknemers, merkt de minister op, dat die
gebeurtenissen, hoe schrijnend zij ook zijn,
niet mogen worden beschouwd als een nieu
wigheid in ons land, en ook niet als duidelijke
voorboden van een komende omslag in het
huidige conjunctuurverloop. De minister wijst
erop dat in de laatste jaren tegenover een da
ling van de werkgelegenheid in bepaalde be-
6482