Bogaerswoningen De nu drie jaar geleden in enige Brabant se plattelandsgemeenten uitgevonden kleine goedkope huizen werden spontaan genoemd naar hun pleegvader minister Bogaers, die bin nen enkele weken voor deze huizen een legaal bestaan mogelijk maakte. Het verslag noemt ze neutraal de 14.000/16.000 woningen. Een onderzoek onder de bewoners van deze wo ningen leverde aardige gegevens op, waaruit bijvoorbeeld blijkt dat tweederde van deze hui zen in de dorpen of - ambtelijk genoemd - de 'plattelandsgemeenten' staan. Deze huizen en de na werktijd gebouwde zogenaamde vrije- tiidswoningen leveren een waardevolle bijdra ge aan het eigen woningbezit op het platteland; want terwijl landelijk maar eenvijfde deel van de nieuwe woningen in die dorpen staan, vindt men er zowat de helft van de vrije-tijdswonin- gen en zoals gezegd tweederde van de Bo gaerswoningen. Wie in deze huizen met de mi- nistersnaam wonen? Vooral jong en oud, en niet degenen die daar tussenin zitten. Niet min der dan 61% van de vrouwtjes die in deze hui zen de scepter zwaaien is jonger dan 35 jaar, een kwart is zelfs nog onder de 25. Bewoners tussen de 35 en de 55 jaar vindt men naar verhouding weinig. De vijftigers, zesti gers, en hogerop zijn ook weer goed vertegen woordigd. Onder hen bevinden zich veel boe ren en tuinders die hun bedrijf hebben overge dragen, en in deze woningen een passende en goedkope oplossing hebben gevonden, die anders dikwijls een langere wachttijd en meer geld zou hebben gekost. Het aantal bewoners dat zeer tevreden is met deze huizen is groot. Meer dan de helft van deze mensen beoorde len de huizen als 'zeer goed' en veertig pro cent als 'goed'. Het bedrag dat deze huizen maximaal mogen kosten is intussen tot twintigduizend gulden verhoogd, en de bezitsvormingsbijdrage kan nu ook voor deze woningen worden toegekend. In 1965 kwam een nieuwe subsidieregeling voor de particuliere woningbouw van de grond. Voortaan kent men voor de eigen woningen slechts één vorm van subsidie, de zogenaamde bijdrage ineens, die de premie en de bijdrage van vroeger vervangt. Deze bijdrage is niet meer alleen afhankelijk van de bouwkosten, maar ook van het inkomen van de eigenaar. Bovendien is de mogelijkheid geschapen om cok voor de wat duurdere huizen, waarvoor dus geen bijdrage wordt verstrekt, wel een ge meentelijke garantie te krijgen waardoor het voor de bouwer-eigenaar gemakkelijker wordt zijn woning gefinancierd te krijgen. Dat ook het streven naar verbetering van het bestaande eigen woningbezit werd voortgezet blijkt wel uit het feit dat de gemeenten in 1965 voor bijna 17.000 woningen een subsidie gaven voor de vervanging van primitieve privaten door een watercloset en voor de aanleg van een douche gelegenheid. De bouwmarkt De vele tabellen en gegevens in het hoofdstuk over de bouwmarkt bevatten weinig nieuws. Het is bekend dat het aantal bouwvakkers al jarenlang groeit, dat in de kazernes nog weinig bouwvakkers zijn te vinden, waardoor 3.000 man extra op de steigers staat, dat de arbeids besparende bouwmethoden de woningproduk- tie verhogen en dat de bouwprijzen blijven stij gen. 6454

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1966 | | pagina 16