standsorganisaties en coöperaties nu gezet is.
Hij noemde het een eis des tijds, de bestaan
de contacten meer stelselmatig te versterken.
Hij lichtte dit onder meer als volgt toe. 'De
diep ingrijpende structurele veranderingen
die thans in de land- en tuinbouw gaande zijn,
en de grote aanpassingsproblemen die daar
mee verband houden, dwingen ons tot een
kritisch bezien van het gehele landbouworga
nisatie- en coöperatiewezen en tot een herori
ëntering en hergroepering hiervan in verband
met de zich wijzigende situatie.
Ook de ontwikkelingen in het kader van de
Europese Economische Gemeenschap dwin
gen ons tot bezinning op de structuur en de
werkwijze van organisaties en instellingen.
Meer dan ooit klemt in de landbouw de nood
zaak tot samenwerking van boeren en tuin
ders op het gebied van de beleidsbepaling op
nationaal en internationaal niveau, ter verde
diging en ter bescherming van hun belangen
op economisch en maatschappelijk terrein'.
De heer Mertens wees op de veranderingen
die zich voltrekken in de agrarische produktie
en in de afzet en verwerking van agrarische
produkten. omdat deze ontwikkelingen in
beide sectoren niet los van elkaar kunnen wor
den beschouwd maar elkaar beïnvloeden, is
het overleg over een gezamenlijk beleid en
over de uitvoering daarvan onontbeerlijk', al
dus de heer Mertens. Hij voegde daaraan toe:
'Het is duidelijk, dat de landbouwpolitiek - zo
wel het markt- en prijsbeleid als het structuur
beleid - belangrijke consequenties heeft voor
de coöperatieve handel en industrie en om
gekeerd dat het commerciële en industriële
beleid van onze centrale coöperaties, dat ook
aan externe invloeden onderhevig is, zijn
weerslag heeft in de agrarische produktie'. Hij
dacht daarbij niet alleen aan afzet en verwer
king, maar evenzeer aan 'al hetgeen aan de
orde is bij de levering van grondstoffen en be-
drijfsbenodigdheden aan de agrarische bedrij
ven en op het terrein van de financiering, kre
dietverlening en verzekeringen'.
Sprekende over het werkterrein van de nieuw
opgerichte raad, verklaarde de heer Mertens
het volgende.
'In de gekozen naam van de raad komt tot ui
ting, dat het element van overleg tussen
standsorganisaties en coöperaties voorop is
gesteld. Het is dan ook niet de opzet, dat de
raad als de voor de land- en tuinbouw repre
sentatieve organisatie ten opzichte van de Ne
derlandse regering of de EEG-instanties zal
gaan optreden, noch als een soort nationale
afzetraad. Hij is in eerste instantie bedoeld als
overlegorgaan voor algemene vraagstukken.
De deelnemende organisaties behouden hun
eigen verantwoordelijkheid ten opzichte van
hun leden en ten opzichte van de buitenwereld
voor de taken, waarvoor zij zich gesteld zien:
de CLO's voor vraagstukken met betrekking
tot het landbouwbeleid in de ruimste zin des
woords, de NCR voor de algemene en meer
specifieke coöperatieve belangen, de centrale
verenigingen voor de belangen van de coöpe
ratieve handel en industrie en de centrale co-
operaties voor hun branche-aangelegenhe
den. Het spreekt vanzelf, dat de taak van de
raad niet louter en alleen beperkt blijft tot
overleg; uit dit overleg kunnen en moeten ook
nieuwe ideeën en initiatieven voortvloeien.
Van de onderwerpen, waarover binnen de
raad overleg noodzakelijk is, noem ik: de va
lorisatie van land- en tuinbouwprodukten, de
verticale integratie, het vraagstuk van de pro
ducentenverenigingen, de contracttelersver-
6421