De kleine ondernemer
staatssecretaris overgenomen. Als uitgangs
punt had de spreker genomen de sterke eco
nomische groei van de laatste vijftien jaar.
'Ik juich de goede gedachte van de organisa
toren van dit congres toe om bij de beschou
wing van het ondernemerschap in het midden-
en kleinbedrijf nu eens de departementale
grenzen tussen de landbouw- en de niet-land-
bouwsfeer een ogenblik te vergeten. Ik geloof
inderdaad dat hierdoor vraagstukken, verbon
den aan het ondernemerschap in het middel
grote en kleine bedrijf duidelijker in het licht
kunnen worden gesteld'.
Dat zei de staatssecretaris van Economische
Zaken, drs. J. A. Bakker, in de rede die hij uit
sprak voor het Tuinbouwcongres op 6 juli in
Den Haag. De heer Bakker is speciaal belast
met de behartiging van de belangen van het
midden- en kleinbedrijf. Hij constateerde in
zijn toespraak veel punten van overeenkomst
tussen de agrarische bedrijfstak en de mid
denstandssector. Vraagstukken als die van
de financiering, de bedrijfsgrootte, het perso
neel en de opvolging lijken in landbouw en
middenstand veel op elkaar. In beide sectoren
komen talrijke kleine bedrijven voor, die ge
lijksoortige moeilijkheden hebben. Wij heb
ben hier enige gedeelten uit de rede van de
Groei
'Economische groei staat niet op zichzelf maar
brengt naast veranderingen in de grootte
eveneens verschuivingen in de economische
structuur. Niet alle sectoren van het bedrijfs
leven zullen evenredig met de algemene ont
wikkeling mee kunnen groeien. In nog mindere
mate geldt dit uiteraard voor de verschillende
bedrijfstakken binnen de sectoren en voor de
afzonderlijke ondernemingen'.
'De vraagstijging is met aanzienlijke verschui
vingen in het vraagpatroon gepaard gegaan.
Mede als gevolg van verschillen in de vraag-
elasticiteit is er terreinverlies in de ene bran
che en terreinwinst in de andere. Zo zien we
bijvoorbeeld dat de vraag naar voedings- en
genotmiddelen relatief achterblijft en dat de
vraag naar duurzame gebruiksgoederen rela
tief stijgt.
Ook aan de aanbodzijde ziet de ondernemer
zich voor grote veranderingen geplaatst. Hij
heeft te maken met snelle technische ontwik
kelingen die hem voortdurend voor de vraag
stellen of zijn bedrijfsinrichting nog wel 'up
to date' is, dan wel of hij tot modernisering
moet overgaan.
Daarbij moet hij rekening houden met toene
mende schaarste en daarmede duurte van de
arbeid. Voorts kan de financiering van de
door hem te verrichten investeringen hem
voor grote problemen stellen. De onderne
mer zal al deze factoren tegen elkaar moeten
afwegen en hierbij zekere risico's moeten lo
pen.
6410