gevolg van ingediende schadeclaims met ver lies werkt, dit alsnog kunnen verhalen op de belastinggelden, die zij over de laatste vijf aan dat verliesjaar voorafgegane boekjaren, heeft betaald. Behalve over de eigen reserve beschikken wij dus ook nog over een reservepot bij de fiscus, indien onverhoopt geleden verliezen niet ge heel ten laste van de exploitatie van dat boek jaar zouden kunnen worden gebracht. Hiermee is echter niet gezegd, dat de vaststelling van de premies uitsluitend in dat fiscale licht zou den mogen worden beschouwd. Het is mij bekend, dat zulks ook niet de bedoeling is van het bestuur van de Landbouwkredietver zekering. Het bestuur streeft niet alleen naar een zo goed mogelijke spreiding van de ri sico's, maar op de duur ook naar premiever laging, daar waar deze verantwoord lijkt. Daarbij wordt in de eerste plaats gedacht aan oen verlaging van de premie voor de wanpres tatieverzekering. Voor wat betreft de eigenlijke kredietverze kering lijkt een premieverlaging vooralsnog niet verantwoord. Ook al zijn >de schade-uitke ringen tot nu toe betrekkelijk gering geweest, niet vergeten mag worden, dat de grote risi co's voor de kredietverzekering pas blijken in een tijd van laagconjunctuur. Daarom is een verdere versterking van de reserves van deze nog jonge kredietverzekering een eerste ver eiste. Ik hoop, dat U na deze toelichting op de jaar stukken van de Landbouwkredietverzekering bereid zult zijn ook daaraan Uw goedkeuring te verlenen. De waarnemend voorzitter van het bestuur zal straks een toelichting geven op de jaarstuk ken van de centrale bank. Daarbij zal hij te gelijk ingaan op het voorstel tot wijziging van artikel 12 van het model-huishoudelijk regle ment van de aangesloten boerenleenbanken. Gang van zaken in 1966 Ik wil daarom volstaan mijn vreugde erover uit te spreken, dat de boerenleenbanken het jaar 1965 zo succesvol hebben afgesloten. Het verslagjaar was een jaar van evenwichtige groei op basis waarvan ook een gunstig be drijfsresultaat kon worden behaald. Onze vreugde hierover wordt slechts daardoor ge temperd, dat de gang van zaken in 1966 een minder evenwichtige ontwikkeling te zien geeft. Zowel in de sector van de voorschotten als van de kredietverlening is het stijgingstempo verrassend toegenomen. Aan de andere kant valt een vertraging waar te nemen in de toe neming der spaargelden. Dit is de neerslag in onze landbouwkredietorganisatie van de algemene liquiditeitsverkrapping in ons land, die ook tot uitdrukking komt in de gevoelige stijging van de rentestand. De ongunstige ont wikkeling van de betalingsbalans in het eer ste kwartaal hangt hiermee ten nauwste sa men. Het algemene beeld van de geld- en ka pitaalmarkt kan worden gekenschetst met een sauve qui peut, een wilde vlucht. In het jaarverslag van de Nederlandsche Bank worden de gemeenten aangemoedigd tot een actief leningsbeleid in concurrentie met het bedrijfsleven, dat bij versmalling van de winst marges steeds meer op financiering met le- ningsgelden is aangewezen. Het enige resul taat van dit advies kan slechts zijn een verder oplopen van de rente. Een vermeerdering van de besparingen kan daarvan nauwelijks wor- 6331

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1966 | | pagina 9