Dunne spoeling AANTEKENINGEN BIJ DE STATISTISCHE GEGEVENS In het eerste kwartaal van 1966 is de spoeling in de spaartrog erg dun geweest. In deze periode is door het spaar derscorps aanzienlijk minder gespaard dan in de overeenkomstige drie maanden van 1965 en 1964 De stroom spaargelden die in de trog vloeide bedroeg slechts f 38,3 miljoen tegen f 64,3 miljoen in 1965 en f 68,9 miljoen in 1964. De termijngelden buiten de Stichting Spaarbanken vertoonden in de afgelopen drie maanden een stijging van f 18 miljoen. In de jaren 1964 en 1965 groeiden deze aan met f 1,3 miljoen en f 4,8 miljoen. Het beroep dat de rekeninghouders in rekening-courant op hun tegoed hebben gedaan in de eerste drie maanden van dit jaar is geringer geweest dan in de beide vorige jaren. Dit tegoed daalde in 1966 met 17,8 miljoen te ver gelijken met een daling van f 28,7 miljoen in 1965 en f 31,5 miljoen in 1964. Als gevolg van deze ontwikkeling is, ondanks het achterblijven van de spaargelden, de aangroei van de toever trouwde middelen bijna even groot geweest als in het eerste kwartaal van 1964 en 1965. Het verloop van de kre dietverlening vertoont ten opzichte van het eerste kwartaal van 1965 een constante toeneming. De kredieten in rekening-courant gaven een grotere stijging te zien als in het vorig jaar. In 1966 stegen deze met bijna f 25 miljoen te vergelijken met f 15 miljoen in 1965. De voorschotverlening vertoont een stabiel verloop. In de periode januari tot en met maart van dit jaar werd voor f 66 miljoen meer verstrekt dan afgelost. Het vorig jaar bedroeg dit f 67 miljoen. De ontwikkeling van de financiële positie in de maand maart blijkt uit de hiernevens afgedrukte balansen. Deze ontwikkeling komt vrijwel overeen met het hierboven geschetste verloop van de eer ste drie maanden van dit jaar. Spaarbeweging Mede onder invloed van de seizoensinvloeden heeft er in de maand april bij de boerenleenbanken aangesloten bij de Eindhovense organisatie een ontsparing plaatsgevonden. In deze maand werd er f 158,5 miljoen gestort en f 159,1 miljoen terugbetaald. Het spaartegoed vertoonde derhalve een achteruitgang van bijna f 600.000. Uit interne statistieken is gebleken dat in de steden en op het meer geïndustrialiseerde platteland in deze maand nog een spaaroverschot kon worden genoteerd. De ontsparing in deze maand is dus geheel te wijten aan de ont wikkeling op het platteland. Ook bij de overige spaarinstellingen met uitzondering van spaarbanken aangesloten bij de Algemene Spaarbank vond er een ontsparing plaats. Bij de R.P.S. bedroeg deze ruim f 13 miljoen en bij de Utrechtse raiffeisenbanken bijna f 11 miljoen. Bij de Algemene Spaarbanken overtroffen de stortingen de te rugbetalingen met f 15,4 miljoen. 6366

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1966 | | pagina 44