van ruilverkavelingen het een en ander, wat er
ook op neerkomt, dat voor bepaalde werk
zaamheden en investeringen een bijdrage
wordt gegeven.
Sedert een paar jaar kennen wij voorts een
tegemoetkoming in het kader van het Ontwik-
kelings- en Saneringsfonds voor wat wij heb
ben genoemd 'voorbeeldbedrijven'. Dit zijn
ontwikkelingsbedrijven, die aan een groep
van boeren of tuinders duidelijk kunnen ma
ken: zo kan het in de praktijk en doe het nu zo
ook maar! Dergelijke bedrijven krijgen een
premie, die de uitvoering van hun plannen
financieel mogelijk maakt.
Ook daar komt men te staan voor de vraag:
wie wel en wie niet? Het bestuur van het fonds
heeft een groot aantal normen vastgesteld.
In dit bestuur is ook het bedrijfsleven verte
genwoordigd en ik mag het Nederlandse be
drijfsleven er wel voor prijzen, dat het dit durft
en doet. Die normen moeten worden toege
past, maar, zoals men zegt, dit dient loyaal
te gebeuren. Een volkomen strikte toepassing
van koude, harde normen kan in deze tot gro
te onrechtvaardigheden leiden. Men ontkomt
er echter niet aan, dat men tegen de een 'ja'
en tegen de ander 'neen' moet zeggen.
Dit zijn grote moeilijkheden. Al eerder hebben
wij daarmee in kleiner verband enige ervaring
opgedaan. Wij zijn daarom tot nu toe terug
houdend geweest met deze kunstmatigheden.
Ik hoop, dat u duidelijk heb gemaakt, dat
wij voor de land- en tuinbouw in zijn totali
teit, in de EEG gezien en ook in Nederland
gezien, het bepaald geen gelukkige ontwik
keling zouden vinden, als wij in al deze lan
den zouden gaan werken met rentesubsidies
of wat dies meer zij.
Even veel, maar anders
Bij dit alles kunt u mij natuurlijk tegenwerpen:
doet de Nederlandse overheid nu wel even
veel voor de boeren en tuinders als de Duit
se overheid of de Franse? Ik meen deze vraag
bevestigend te mogen beantwoorden. Wij
hebben in Nederland alleen van ouds geko
zen voor een andere benadering.
Ons stelsel van landbouwonderwijs is zoda
nig, dat daarvan op de gehele wereld geen
tweede voorbeeld is aan te wijzen. Er is een
goed gespreid net van scholen; er is ook een
goede gradatie in deze scholen, zodat men
allerlei vormen kan kiezen. Het onderwijs
staat, dacht ik, op een redelijk peil.
Wij hebben al in het verre verleden aandacht
geschonken aan een goede landbouwvoor
lichting om de wetenschappelijke verworven
heden zo snel mogelijk bij de boeren en tuin
ders te kunnen brengen. Wij hebben verder
het landbouwkundig onderzoek sterk ontwik
keld. Dat kost jaarlijks tientallen miljoenen
guldens en ook dit geld levert naar onze vaste
overtuiging zijn revenuen op.
Vervolgens is er een program van ruilverka
velingen en een program voor verbetering
van wegen en waterlopen, dat per jaar weer
enkele honderden miljoenen kost. Daarbij
gaat het om maatregelen die de individuele
boer of tuinder zelf niet kan nemen en die al
leen kunnen worden gerealiseerd, wanneer
het in groot verband gebeurt en de overheid
de onrendabele top voor haar rekening
neemt. Ook dit kost per jaar nog al wat geld.
Dit zijn elementen van het structuurbeleid, zo
als het in Nederland wordt gevoerd, welke
elders minder nadruk krijgen. In andere lan
den heeft men het accent meer gelegd op
6351