dat men het niet meer op zijn eentje moet doen. Wanneer men zelf nog over voldoende middelen beschikt, heeft niemand ermee te maken en moet men het zelf weten, maar als men er geld voor moet aantrekken, lijkt het mij verstandig, dat men tijdig eens met des kundigen daarover spreekt. De agrarische on dernemer neemt zelf zijn beslissing, maar tij dig beraad met deskundigen is van uitermate groot belang. Hierbij denk ik in de eerste plaats aan de plaatselijke boerenleenbank en aan de kassier of zijn medewerkers, die daar dagelijks aan wezig zijn. Dit is een eerste en betrouwbare inlichtingenbron. In de tweede plaats denk ik aan sociaal-eco nomische voorlichters van de boerenorgani- saties, die er in de laatste jaren gelukkig ook zijn gekomen en die in de vertrouwenspositie, welke zij op het platteland al innemen, belang rijke adviseurs in deze aangelegenheden kun nen zijn. In de derde plaats zijn er voorlichtingsambte naren van de overheid, zowel in de landbouw- als in de tuinbouwsector, die dagelijks klaar staan om te komen praten over de bedrijfsop- zet en alles wat daaraan vastzit. Ik wil hier vandaag ook uitdrukkelijk memo reren, dat het samenspel tussen de drie ad viesinstanties, die ik zojuist noemde, namelijk boerenleenbank, voorlichters van de stands organisaties en rijksvoorlichters, op het ogen blik uitermate goed is. Wanneer een onder nemer bij een van deze instanties aanklopt en men weet daar zelf niet voldoende van het onderwerp af, zal men hem verwijzen naar een andere instantie, die verder kan helpen. Dit is mogelijk, doordat er een zo intensief samen spel tussen deze adviserende mensen bestaat. Staat dus vast, dat een investering bij een bedrijf in de land- en tuinbouwsector verant woord is, dan kan men in Nederland daar voor geld aantrekken. Tot nu toe kon dit al thans; wat er in verband met de kredietbe perking allemaal nog gaat gebeuren, weet ik niet. Tot nu toe kon voor elke verantwoorde investering geld worden aangetrokken. Hoe is dit mogelijk? In de eerste plaats weer door het goede bankapparaat, dat hier be staat. Vervolgens door nieuwe kredietvormen, die de banken in het leven hebben geroepen. In de derde plaats doordat de overheid bereid is, door middel van het Borgstellingsfonds, de zekerheid te verschaffen die de onderne mer zelf niet kan bieden, als de bank het niet verantwoord acht die lening in de kredietver zekering op te nemen. Er zijn mij gevallen bekend, waarin op die manier bedrijven zijn overgenomen of zijn gemoderniseerd met be dragen tot 85%, 90% en in enkele gevallen zelfs 95% aan vreemd vermogen. Dat is nog al wat. Nu moet men niet denken, dat ik iemand aan raad dit te doen. Ik vind het beter, dat de ondernemer er zelf meer aan ten koste legt. Ik wil alleen stellen dat een ondernemer wiens persoon en plannen vertrouwen wekken, in Nederland ver kan komen bij het modernise ren van een bedrijfsopzet of het overnemen van een bedrijf. Al met al meen ik te mogen zeggen, dat er in Nederland wel mogelijkheden zijn om geld op te nemen. Het gaat nu maar om het ren dement. Financiële steun van de overheid Als men de lasten stelt tegenover de op- 6348

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1966 | | pagina 26