steld dat dit negatieve maatregelen zijn. Boos
aardige lieden stellen het zo: het zijn maat
regelen, die de regering heeft genomen om
de boeren naar de industrie te drijven. Een
dergelijke bedoeling ligt er natuurlijk in het
geheel niet in. De overheid voelt zich alleen
verplicht, bij de technische en economische
ontwikkeling die boeren en tuinders in moei
lijkheden brengt, aan degenen die overwegen
te vertrekken, hiertoe ook de kans te geven.
Deze uittocht uit de Nederlandse land- en
tuinbouw is nog niet tot staan gekomen; hij
zal nog wel een aantal jaren moeten doorgaan.
Betekent dit nu, dat ik aan de boeren en tuin
ders in hun totaliteit het advies zou willen
geven, dat zij zich vandaag of morgen allen
maar moeten aanmelden voor een beëindi
gingsvergoeding? Dat doe ik niet. U zult zeg
gen: natuurlijk niet, want er is niet genoeg
geld bij de overheid om dat ineens te betalen!
Dat is echter niet de reden. De reden is dat
een aantal ondernemers in de agrarische sec
tor, die weten dat zij geen opvolger op hun
bedrijf hebben, er toch wel verstandig aan
kunnen doen nog een tijdlang op dat bedrijf
te blijven zitten. Zij hoeven dan bij hun be
drijfsvoering geen rekening te houden met de
toekomst en kunnen min of meer met de be
staande outillage en bij de bestaande opzet
blijven werken zo hard of zo weinig hard als
zij willen. Dat is dan een tijdelijke zaak. Wie
nieuwe investeringen achterwege laat, kan
zijn bedrijf niet in stand houden, maar dat is
voor deze mensen ook niet de bedoeling. Zij
blijven op die manier in de agrarische sector,
zij werken zoals zij het altijd hebben gedaan
en als zij niet investeren en geen rente hoeven
te betalen, kan hun inkomen nog een aantal
jaren vrij redelijk zijn. Een drastische stimule
ring van het saneringsfonds, waardoor nog
meer mensen tot bedrijfsbeëindiging zouden
worden gebracht, is, geloof ik, niet nodig. Al
leen hebben degenen die volkomen vrijwillig
hun toekomst van de agrarische sector wil
len losmaken, nu in Nederland de unieke mo
gelijkheid gekregen, hun bedrijf eerder te
verlaten dan zij het anders zouden hebben
gekund.
Ondernemers gevraagd
Wat is er nu te zeggen van de overblijvende
bedrijven, als wij proberen te kijken tot bij
voorbeeld 1980 of 1990? Een eerste en zeer
belangrijk punt is dat degene die daarop zijn
bestaan probeert te halen, ondernemer moet
zijn. Het ondernemer-zijn in de juiste zin van
het woord betekent in de boeren- en tuinders
sector heel wat. De ondernemer moet in de
eerste plaats goed op de hoogte zijn van de
teelttechnieken. In de tweede plaats moet hij
een goede gezondheid hebben, omdat het
hard werken is in een zelfstandig bedrijf en
zeker in een land- of tuinbouwbedrijf. In de
derde plaats moet hij kunnen omgaan met
grote geldbedragen: hij moet niet te voor
zichtig zijn met investeren en ook niet te vlot.
Deze drie eigenschappen hebben bepaald niet
alle ondernemers die op het ogenblik in de
land- en tuinbouw werkzaam zijn. Dat is ook
een reden waarom ik ervan overtuigd ben dat
er nog een aantal zullen afvallen.
Als wij ons nu afvragen, wat het perspectief
is voor die kleiner wordende groep, dan meen
ik te mogen stellen, dat dit in Nederland gun
stig isvoor goede ondernemers, die bereid zijn
om aan te pakken en niet schromen om be
paalde risico's te aanvaarden, want die zijn
6345