Tot slot mag ik er in dit verband misschien op wijzen, dat sedert 1939 in de Verenigde Staten het aantal boeren/eigenaren is toegenomen. Het ligt nu in de buurt van 55%. Het aantal pachters is daarentegen teruggelopen. Dit wijst erop dat men daar toch ook met de gro tere omvang, die de ondernemingen nu aan nemen, erin slaagt een vorm te vinden, die het mogelijk maakt, op die grotere bedrijven toch ondernemer te blijven en de financiering rond te krijgen. Dit alles kan u als geïnteresseerden bij de landbouwfinanciering toch ook wel enige ge ruststelling geven. Ik kan mij voorstellen, dat u, evenals wij in het bestuur van het Borg stellingsfonds, zich nog al eens zorgen maakt over investeringen in de land- en tuinbouw sector en dat u zich afvraagt: komt het geld er wel weer uit? Ook bij ons Als ik nu mijn visie mag geven op de toekom stige ontwikkeling van de Nederlandse land bouw, dan loopt die in grote trekken parallel met hetgeen ik hier over de Verenigde Staten aan de hand van de cijfers heb gezegd. Ik heb bij verschillende gelegenheden op vergade ringen, waar Nederlandse boeren aanwezig waren, mogen zeggen dat er ook hier een ont wikkeling gaande is naar grotere eenheden. Er is wel kritiek op gekomen, maar men heeft het mij toch laten zeggen en men heeft mij in ieder geval laten uitspreken. Ik heb daarbij wel eens deelsommen gemaakt - ik zal het van daag niet doen - van het totale aantal runde ren, in Nederland aanwezig, en de minimale eenheid, om een antwoord te krijgen op de vraag: hoeveel rundveehouders zullen er straks overblijven? U kunt zelf dat sommetje maken voor de kippenhouderij, voor de var kenshouderij en ook voor een extensief ak kerbouwbedrijf. Als een akkerbouwbedrijf nog de bedrijfsopzet heeft van dertig jaar ge leden, zodat het extensief is met hoofdzakelijk granen, wat peulvruchten en voor de vrucht wisseling nog enkele andere gewassen er tussendoor, dan kunt u even goed als ik voor spellen, dat dit bedrijf te klein is geworden, al is het veertig hectaren groot. De boeren hebben zich dit ook gerealiseerd. De boeren in Zuidwest-Nederland, in Zeeland en in West- Brabant, hebben hun bedrijf al geïntensiveerd. Zij hebben ervoor gezorgd dat de omvang van het bedrijf, dus de bruto-omzet per man per jaar, is gestegen, ook al bleef de oppervlakte gelijk. Wij zien dan ook typische verschillen tussen bijvoorbeeld Groningen, van oudsher een bekend akkerbouwgebied, en Zuidwest- Nederland. Ik spreek nu maar van 'akker bouw', al is het de vraag of die bedrijven in Zeeland en West-Brabant nog wel zo ge noemd mogen worden. Wat is de oorzaak van deze verschillen? Ik meen dat het ten dele een gevolg is van de omstandigheid, dat men in Groningen langer een arbeidsreserve heeft gehad, doordat de industrie daar wat later op gang is gekomen. Maar de belangrijkste oorzaak is misschien dat het klimaat en de grondsoort zich in Gro ningen minder goed lenen voor de aanpassin gen die in Zuid-Nederland al in sterke mate zijn gerealiseerd. De conclusie hieruit is, dat er in de structuur van onze landbouw al grote veranderingen zijn opgetreden en dat ook in de toekomst verdere veranderingen zich zullen voordoen, in de- 6343

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1966 | | pagina 21