Mond- en klauwzeer in de spaargelden AANTEKENINGEN BIJ DE STATISTISCHE GEGEVENS Evenals in de vorige maand is er in februari weer minder gespaard dan in dezelfde maand van het vorig jaar. Het spaartegoed liep in deze maand op met f 18 miljoen, te vergelijken met f 25 miljoen in 1965 en f 25,5 miljoen in 1964. De juiste oorzaak voor het achterblijven is momenteel nog moeilijk te vinden. Opvallend is dat uit een in terne statistiek is gebleken dat op het platteland, ook op het geïndustrialiseerde platteland, aanzienlijk minder gespaard werd dan het vorig jaar. In de steden bleef de aangroei weliswaar ook beneden die van het vorig jaar, maar niet zoveel als in de dorpen. Hieruit zou men de conclusie kunnen trekken dat op het platteland factoren werkzaam zijn geweest, die in de steden niet gespeeld hebben. Hierbij valt vooral te denken aan de invloed van het mond- en klauwzeer, waar ver schillende boeren, die zich in hoofdzaak met de varkens- en kalverenmesterij bezighouden, nadeel van hebben ondervonden. De tegoeden in rekening-courant vertoonden in tegenstelling tot de vorige maand een lichte stijging, terwijl de termijngelden een aanwas vertoonden van bijna f 5 miljoen en gaven daarmee een tegenwicht voor de achter blijvende aanwas van de spaartegoeden. Ondanks de teleurstellende besparingen stegen de toevertrouwde middelen nog met ruim f 23 miljoen. Hierte genover nam de kredietverlening in de vorm van rekening-courantkredieten en vaste voorschotten toe met ruim f 26 miljoen. De kredieten in rekening-courant stegen met bijna 6 miljoen, terwijl het uitstaande bedrag van de voorschotten toenam met ruim f 20 miljoen. Het saldotegoed dat de boerenleenbanken bij de centrale bank in rekening-courant hebben uitstaan, steeg met 3,5 miljoen tot 1459 miljoen. Spaarbeweging In de maand maart is bij alle traditionele spaarinstellingen minder gespaard dan in de overeenkomstige maand van het vorig jaar. Bij de R.P.S. en de banken aangesloten bij de Centrale Raiffeisen-Bank vond er een ontsparing plaats. Deze bedroeg respectievelijk f 1,3 en 5,2 miljoen. De banken aangesloten bij de Centrale Boerenleen bank noteerden een spaaroverschot. De stortingen overtroffen de terugbetalingen met f 6,2 miljoen, hetgeen bijna f 10 miljoen minder was dan het vorig jaar. Ook bij de Algemene spaarbanken werd er minder gespaard. 6322

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1966 | | pagina 32