Waar haalt de boer het geld vandaan gekeurd. Dit betekent een bijdrage van f 3,2 miljoen. Men zou kunnen opmerken dat er nogal wat aanvragen worden afgewezen. De secretaris van het fonds heeft hierover weliswaar geen mening gegeven, maar wij hebben de indruk dat veel aanvragers niet voldoen aan de ba sisvoorwaarden. Wel is er reden om op een ander aspect in te gaan. Het beperkte bedrag waarmee het fonds moet werken kan tot een zekere willekeur leiden. Het is immers moge lijk dat ook de aanvragen die aan de voor waarden voldoen meer zouden vergen dan er beschikbaar is. Dan moeten de aanvragen worden goedgekeurd tot de pot leeg is ge raakt. Wie daarna komt vindt de hond in de pot. Ruime armslag voor het fonds is dan ook ver eist. Daarom is de toezegging van minister Biesheuvel, dat enkele tientallen miljoenen ge reserveerd zullen worden voor de afdeling Ontwikkeling zeer welkom. De familie blijft de belangrijkste bron van geldmiddelen voor de Nederlandse landbou wer; onmiddellijk daarna komt de boerenleen bank. De betekenis van de boerenleenbank neemt echter snel toe, terwijl de familielenin gen geleidelijk in betekenis afnemen. Dat zijn enige uitkomsten van een nieuw onderzoek naar de financiële positie van de landbouw, waarmee het Landbouw-Economisch Instituut verleden jaar een begin heeft gemaakt. De uitkomsten die nu beschikbaar zijn hebben nog een voorlopig karakter. Wij stellen het zeer op prijs dat het LEI ons deze gegevens nu al heeft willen afstaan. Waarschijnlijk zal het LEI in de zomer de volledige uitkomsten kunnen publiceren. Het onderzoek heeft betrekking op de finan ciële positie van de landbouwbedrijven in 1962 en 1963. Het is door het LEI verricht op verzoek van de beide centrale landbouwkre dietinstellingen en na uitvoerig beraad met hen. De methode van onderzoek levert een vrij zuiver beeld van de financiële situatie van de gehele Nederlandse landbouw. De 6301

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1966 | | pagina 11