kele fundamentele wijzigingen hebben voor
gedaan, die doen denken aan de geschiedenis
van de boerenleenbanken in ons eigen land.
De landbouwers in Zuid-Taiwan kweken met
name bananen, een voor Taiwan zeer belang
rijk exportprodukt. Tot voor kort was de bana-
nenhandel op Taiwan volledig in handen van
rijke en machtige handelaars, die tegen niet
veel meer dan een aalmoes de oogsten bij de
boeren opkochten en daarna zelf met de hoge
exportwinsten gingen strijken. Er heerste
daardoor lusteloosheid en armoede in de land
bouw, de oogsten waren klein, de opbreng
sten gering. Dat is zo geweest tot twee jaar
geleden. In 1963 zijn de handelaars gedwon
gen om de helft van hun handelsmonopolie af
te staan aan boerencoöperaties, die sindsdien
50% van hun produkten zelf mogen verkopen.
De gevolgen daarvan worden van Chinese
zijde als een 'wonder' aangeduid: de luste
loosheid in de landbouw verdween, de jaar
lijkse bananenoogst werd meer dan vijf maal
zo groot, de opbrengst per eenheid produkt
verdubbelde. Het totale jaarinkomen van de
bananenkwekers in Zuid- Taiwan werd in twee
jaartijd meer dan elf maal zo groot. De waarde
van de export steeg van 8 tot 60 miljoen Ame
rikaanse dollars.
Het is duidelijk dat bij zulke ontwikkelingen
de coöperatiegedachte steeds gemakkelijker
veld wint. In de laatste tijd hebben geestelij
ken met succes contact gezocht met Chinese
intellectuelen om te komen tot de oprichting
van landbouwkredietcoöperaties, dus van boe
renleenbanken. Enkele hoogleraren van de
provinciale Chung Hsing Universiteit in Taipei
spelen daarbij een belangrijke rol. Aan deze
universiteit bestaat een afzonderlijke Coöpe
ratiefaculteit.
De goede oude tijd
Tegenwoordig behoort Nederland tot de
meest bevolkte staten, in verhouding tot de
uitgestrektheid van grondgebied. Op den 30
December 1860 telde het 3,336,000 ingezete
nen, hetgeen juist één ingezetene op het bun
der uitmaakt. Dezelfde verhouding bestaat in
Engeland, dat is, een derde meer dan in Frank
rijk en een derde minder dan in België. De
bevolking der steden bedraagt een derde van
het gehele cijfer, de twee andere derden be-
hooren tot de opgezetenen ten platten lande,
zoodat op het land juist één bewoner voor
komt op elk bunder bebouwden grond, het
geen gemiddeld eene verhouding zou vormen
van 4'/2 bunder voor elk gezin. Als men de
voorbeeldelooze vruchtbaarheid van een ge
deelte des rijks in aanmerking neemt, komt
deze verhouding als gemiddeld cijfer alles
zins voldoende voor. De plattelandbewoners
verkeeren dan ook over het algemeen in een
vrij gunstigen toestand; zij verbruiken een
groote hoeveelheid dierlijke voortbrengselen
in den vorm van spek, visch, melk en kaas.
Alleen de drank laat veel te wenschen over.
De bewoners van het platteland hebben geen
krachtigen of versterkenden drank, zooals
wijn of bier; zij drinken slappe koffij en thee,
en ook jenever, waarvan veel misbruik wordt
gemaakt. (Uit De Economist van 1865).
E. de Laveleye, De landhuishoudkunde
in Nederland. Tooneelen en herinne
ringen eener landbouwreis (Bijblad, blz.
269/70).
6279