breid tot 11 melkkoeien en bijbehorend jong
vee. De varkenshouderij had vóór 1950 weinig
te betekenen. Tussen 1950 en 1963 is deze
uitgebreid tot 8 fokzeugen en 24 mestvarkens.
In 1963 zijn er wederom twee schuren bijge
bouwd, zodat in totaal 50 fokzeugen en ca 120
mestvarkens gehouden kunnen worden. De
bedrijfsomvang is dus in de loop der 17 jaren
belangrijk uitgebreid.
Wij hebben de heer H. ondanks zijn beschei
denheid bereid gevonden iets over zijn bedrijf
te vertellen. Op een vraag hoe het in de loop
der jaren met de pluimveehouderij is gegaan,
volgde een interessant verhaal:
'De kippen hebben mij boer gemaakt, vooral
in de beginjaren heb ik daar goed aan ver
diend. De laatste paar jaar is de pluimvee
houderij niet zo best meer geweest. Ik heb u
al verteld dat ik zeer klein ben begonnen. Met
de centen die ik verdiende met werken en met
wat vreemd geld, heb ik mijn bedrijf geleidelijk
aan uitgebreid. Zo zijn er steeds meer kippen,
melkkoeien en varkens gekomen. Dit was ook
nodig, want de kosten voor mijn gezin met 8
kinderen werden steeds groter. Ook de kosten
op het bedrijf stegen meer in verhouding tot de
opbrengsten. U moet nu niet denken dat alles
wat ik nu heb, is verdiend, in tegendeel, want
ik heb bij de uitbreidingen ook gebruik kunnen
maken van de boerenleenbank en van het
Borgstellingsfonds voor de Landbouw. Iedere
grote uitbreiding heb ik besproken met de
voorlichtingsdienst, die voor mij begrotingen
maakte of de investeringen wel verantwoord
waren. De meeste jaren is een bedrijfsecono
mische boekhouding bijgehouden, zodat ik
een goed inzicht in de resultaten heb van de
bedrijfsonderdelen.
De heer H. hoopt uit zijn bedrijf een zodanig
inkomen te behalen, dat alle arbeid die op zijn
bedrijf wordt verricht, ook minstens evenveel
opbrengt als elders, zodat voor het gezin een
goed inkomen kan worden behaald en ruim
schoots aan de rente- en aflossingsverplich
tingen kan worden voldaan. De heer H. besluit
met de opmerking: 'Op alles terugziende ben
ik dankbaar dit alles te hebben mogen berei
ken en ik hoop dat er onder Gods zegen in de
toekomst voor mijn gezinsbedrijf nog een
goede plaats overblijft.'
2647