ristotaal, maar over de grote getallen van de
ontwikkeling van onze boerenleenbanken en
van de centrale bank. Daarbij hebt u in de
woorden die gesproken zijn, naar ik hoop, ook
de mensen daarachter gezien: de beheerders,
de kassiers en hun personeel, de honderd
duizenden spaarders, de tienduizenden ande
re rekeninghouders en voorschot- en krediet
nemers, want voor hen werken wij allen, op
dat wij hen zo goed mogelijk ten dienste kun
nen zijn. Daarvoor is het van belang dat er een
financieel sterke centrale bank bestaat, dat
deze centrale bank functioneert op allerlei ge
bied, ook op het gebied van nieuwe taken, zo
als zij die geleidelijk heeft gekregen, op het
punt van effectenverkeer, deviezenverkeer,
verzekeringen enzovoort.
Intussen heeft niet daar voornamelijk mijn
taak gelegen; zij lag daar waar het ging om
de organisatorische contacten met de boe
renleenbanken. Ik denk dan aan allen die zo
nauw en zo prettig daarin met mij hebben sa
mengewerkt. Ik denk in de eerste plaats aan
de afdeling voorschotten en kredieten, zo
klein nog twintig jaar geleden, maar geleide
lijk zo sterk uitgegroeid, waarvan zoveel werd
gevraagd om de boerenleenbanken hun
steeds belangrijker wordende functie op het
punt van de krediet- en voorschotverlening te
doen vervullen. Mr. Zegers en ir. Zwart zul
len het mij niet kwalijk nemen, dat ik hier dan
in het bijzonder kijk naar de heren Tops en
Van Hirtum, die zich nog goed weten te herin
neren, hoe er in die eerste tijden geploeterd
moest worden om de zaken voor elkaar te
krijgen. Behalve aan deze afdeling denk ik
aan de afdeling boerenleenbankzaken, zoals
die zich onder leiding van de heer Kemmere
2620
destijds ontwikkelde. Ik denk dan niet in de
laatste plaats aan de inspectiedienst, met
daaronder de voorlichting, de propaganda, het
steeds meer en belangrijker werk, steeds be
langrijker en steeds omvangrijker, omdat hier
door de geregelde persoonlijke contacten met
de boerenleenbanken kunnen worden onder
houden. En dan lijkt me hier een goed mo
ment, mijnheer Van der Linden, om u van harte
geluk te wensen met de benoeming die u hebt
ontvangen. Ik moge u met deze benoeming
niet alleen gelukwensen, maar u ook toewen
sen dat het belang van de inspectie met alles
wat daaronder hoort, in toenemende mate mo
ge bijdragen tot de goede ontwikkeling van de
boerenleenbanken. Het verheugt mij dat ik
hier het gezicht zie van een oude bekende,
mijnheer Erkelens, en dat ik ook vele andere
oudgedienden uit de inspectie hier mag be
groeten, zoals ik ook vele andere gepensio
neerden hier aanwezig zie en mag danken
voor hun tegenwoordigheid.
Wanneer ik dank voor tegenwoordigheid dan
denk ik hier ook aan u, excellentie Deckers,
als een oude vriend van de centrale bank en
tevens als een oude vriend van de familie
Claessens. Ik verheug me zeer over de aan
wezigheid van vertegenwoordigers van wat
voor mij altijd is geweest, de Nederlandsche
Landbouwbank, nu de Nederlandsche Cre-
dietbank. Ik heb mij er steeds over verheugd,
dat de Nederlandsche Credietbank zich in
haar nieuwe situatie van algemene bank zo
gunstig heeft ontwikkeld.
Dames en heren, als ik hier sta tegenover
bestuur, directie en personeel, als één geheel,
samen vormend de centrale bank, dan wil ik