Verleden en heden
AFSCHEID VAN MR. CLAESSENS
De heer Van Campen richtte zich tot de heer
Claessens onder meer als volgt.
Het was geen geringe taak, waarvoor wij bei
den, nu bijna twintig jaar geleden, werden ge
steld. Onze voorganger en vriend, wijlen
Huysmans, die al eenmaal korte tijd als minis
ter was opgetreden, verliet in november 1945
de centrale bank, die hij sedert 1932 in een
van haar meest bewogen perioden, die van
de landbouwcrisis en van de tweede wereld
oorlog, op meesterlijke wijze had geleid. Wij
traden ongeveer gelijktijdig aan om zijn erfe
nis over te nemen.
Op het tijdstip dat wij begonnen, ging het niet
alleen om de overneming van de dagelijkse
leiding van het door de oorlog geteisterde
boerenleenbankapparaat. Van meet afwas het
duidelijk - en dat te hebben ingezien getuigt
van de scherpe blik van het toenmalige be
stuur, van wie thans onze voorzitter mr. Edm.
Delhougne en jhr. mr. Smits van Oyen hier
nog aanwezig zijn - dat het herstel geen her
stel in de oude toestand zou kunnen zijn. Het
werd onze taak om, voortbouwende op rijke
en inhoudvolle tradities, die vooralsnog zorg
vuldig door de onvergetelijke oud-voorzitters
Truyen en Fleskens zouden blijven beheerd,
het boerenleenbankapparaat aan te passen
aan de na-oorlogse tijd, waarvan de dynamiek
toen nog nauwelijks kon worden bevroed.
Wanneer wij nu terugkijken naar begin 1946
kunnen wij ons nauwelijks voorstellen, dat al
die veranderingen, die zich sindsdien hebben
voorgedaan, in nauwelijks twintig jaar hun be
slag hebben gekregen. Het min of meer sta
tische boerenleenbankverkeer, dat nog bijna
geheel in contanten via de spaar- en voor
schotrekening werd afgewikkeld, kwam in de
lawine van de geldsanering met zijn geblok
keerde, girale en vrije rekening. Het kreeg te
maken met de financiering van het landbouw-
herstel, met de omvorming van de landbouw
structuur, met de veranderende produktivi-
teitsnorm - meer produktie per manuur in
plaats van meer produktie per hectare -, met
de toenemende kapitaalsintensiteit van het
land- en tuinbouwbedrijf, met de schaalver
groting, de industrialisatie en verstedelijking
van het platteland en met concentratie van
ondernemingen en instellingen. De geïsoleer
de agrarische gemeenschappen maakten
plaats voor een nieuwe samenleving, waarin
stad en platteland integreerden, ook wat be
treft de eisen, die aan het bankwezen werden
gesteld.
Het bankwezen, dat zich tot dan toe overwe
gend in de geldhandel had ontwikkeld, werd
meer en meer gekenmerkt door een sterk ge
varieerd financieel dienstbetoon. Hoezeer de
2609