Toen richtte drs. Van der Linden zijn schre den wederom naar Eindhoven. In 1956 werd hij opnieuw bij de Centrale Boerenleenbank aangesteld, nu als medewerker bij de Hoofd inspectie, speciaal belast met de leiding van de afdelingen Controle en Statistiek, Propa ganda, Voorlichting en Inkoop. Daar kon hij zijn organisatietalenten ten volle gaan ontplooien, sedert begin 1959 als Hoofdinspecteur, naast de heer Erkelens. De jaren van zijn tweede periode bij de centrale bank werden geken merkt door een onstuimige groei van de plaatselijke banken, zowel in de omvang als in de samenstelling van hun werkzaamhe den. Als de Inspectiedienst van de centrale bank erin geslaagd is om die groei niet alleen bij te houden, maar ook te kanaliseren, te stimuleren waar dat gewenst was en mis schien ook wel eens te remmen als dat nodig bleek, dan is dat voor een niet gering deel het werk geweest van drs. Van der Linden. Intussen studeerde de heer Van der Linden voor het academisch accountantsexamen, waarvoor hij, na een bijzonder korte tijd van studie, slaagde in 1963 aan de Economische Hogeschool te Tilburg. Met ingang van het daarop volgende jaar, na het afscheid van de heer Erkelens, werd hij benoemd tot Al gemeen Hoofdinspecteur, als zodanig terzij de gestaan door de heren Roncken en Oos terwaal als Hoofdinspecteurs. Wij zouden een verkeerde indruk wekken als wij het door deze opsomming deden voorkomen alsof de heer Van der Linden al leen voor de bank leefde. Op verscheidene plaatsen in het maatschappelijk leven is hij een actief werker en een adviseur aan wiens oordeel waarde wordt gehecht. Als onderdirecteur zal drs. Van der Linden de werkzaamheden van de scheidende di recteur, mr. F. J. F. Claessens, overnemen, met uitzondering van de financieringsaange legenheden, die rechtstreeks onder de direc teur, drs. F. P. J. Bakx, ressorteren. 2604

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1966 | | pagina 10