Bij het afscheid
Op 31 december 1965 zal mr. F. J. F. Claessens
zijn functie als directeur van de Coöperatieve
Centrale Boerenleenbank wegens het berei
ken van de pensioengerechtigde leeftijd neer
leggen. Op zichzelf is dat nog geen reden om
te spreken over 'het' afscheid. Voor ieder van
ons zal eens het moment aanbreken dat hij
zich zal moeten terugtrekken uit het arbeids
proces. Thans worden wij echter geconfron
teerd met het vertrek van een directeur wiens
werk ten nauwste verbonden was met onze
aangesloten banken en die daardoor intens
betrokken was met de grote ontwikkeling van
deze banken. Van vele aspecten van deze
ontwikkeling kan hij zelfs de promotor ge
noemd worden. Voor ons is dat aanleiding
hier niet van 'een' afscheid te spreken.
Dit was ook de reden waarom dit afscheid niet
alleen ten kantore van de centrale bank plaats
vond. In vijf plaatsen in Nederland hebben de
boerenleenbanken afscheid kunnen nemen
van 'hun' directeur. En in elk van deze vijf
plaatsen kwam telkens opnieuw naar voren
hoe nauw de scheidende directeur met 'zijn'
boerenleenbanken was verbonden. Dit bleek
niet alleen uit de massale belangstelling maar
2564
ook uit de warme sympathie waarmee mr.
Claessens door de vertegenwoordigers uit de
besturen, de raden van toezicht en de kas
siers/directeuren van de aangesloten boeren
leenbanken werd toegesproken. Het is dan
ook niet overdreven te zeggen dat de af-
scheidstournee van mr. Claessens een mani
festatie is geworden. Wij durven hopen dat
zij de scheidende directeur een grote voldoe
ning heeft geschonken.
Voldoening ook omdat bij elk afscheid bleek,
dat de heer Claessens zich in zijn ambtsperio
de in de specifieke moeilijkheden van iedere
streek had verdiept en zich had ingezet om
voor deze moeilijkheden een oplossing te
vinden.
Zo sprak in Venlo de voorzitter van de raad
van toezicht van de centrale bank, de heer
C. G. A. Mertens, als voorzitter van de af-
scheidscommissie voor Limburg, over de
moeilijke jaren dadelijk na de oorlog, toen
mr. Claessens reeds direct na zijn benoeming
tot directeur van de centrale bank geconfron
teerd werd met de problemen van een orga
nisatie die gehavend, maar springlevend, uit
de oorlog gekomen was. Dit 'gehavend' gold
in het bijzonder voor onze Limburgse banken,
waarvan er vele door het oorlogsgeweld zelfs
hun huisvesting verloren hadden zien gaan.
Maar de moeilijke taak van de heer Claessens
bleek ook uit enkele cijfers die de heer
Mertens noemde. In 1946 beliep het totaal
van de toevertrouwde gelden 666 miljoen gul
den; het bedrag der uitleningen 20 miljoen
gulden. Thans, einde 1965, is meer dan drie
en een half miljard gulden aan de gezamenlijke
boerenleenbanken toevertrouwd. In totaal
hebben de boerenleenbanken 1,8 miljard gul
den aan uitleningen verstrekt.