toch wel duidelijk geworden dat het hoofd motief ergens anders ligt. Amerika is niet te vreden over het beleid van India zelf ten aan zien van zijn landbouwsector. Bij zijn planning en bij de besteding van overheidsmiddelen zou India een te grote prioriteit aan de industrie en een te geringe prioriteit aan de landbouw geven. Ook al weet en erkent de Amerikaanse regering dat de voedselschaarste in India ten dele het gevolg is van het weer (veel te wei nig regen), zij meent dat India er ten dele zelf schuld aan heeft. Hierin moet verandering komen, zo stellen de Verenigde Staten. Een doelbewuster en actie ver beleid van de centrale regering in India en een betere samenwerking tussen deze rege ring en de diverse staten waaruit India bestaat, zijn absoluut noodzakelijk. De bevolking van India neemt jaarlijks met ongeveer 21/2 miljoen en straks waarschijnlijk met 3 miljoen toe. Zonder een aanmerkelijke verhoging van de eigen voedselproduktie zal het dit land niet mogelijk zijn hongersnood op grote schaal te voorkomen. Dan zou zelfs een grootscheepse hulpverlening van de Verenigde Staten geen oplossing meer kunnen bieden: nu reeds wor den elke dag in Amerikaanse havens twee schepen van gemiddeld tienduizend ton met tarwe voor India beladen. Door nu te weige ren toezeggingen op langere termijn aan India te geven voor grote tarweleveringen wil de regering van de Verenigde Staten dit land dwingen al het mogelijke te doen om zijn eigen landbouwproduktie te verhogen. Voedselschaarste Het voedselprobleem waarmee India nu wors telt, is een onderdeel van het wereldvraag stuk, waarop de directeur-generaal van de 2594 F.A.O. (de Wereldorganisatie voor landbouw en voedsel), de Indiër dr. Sen, dit jaar opnieuw ieders aandacht trachtte te vestigen. Hij vreest dat vele minder ontwikkelde landen, tenzij alle krachten ingespannen worden, niet in staat zullen zijn in de komende jaren zoveel voedsel te produceren dat zij aan hun snel groeiende bevolking een redelijke voorziening in haar voedselbehoefte kunnen bieden. In studies, in opdracht van de Verenigde Na ties verricht, werd de omvang van de wereld bevolking in 1970, 1980, 1990 en 2000 ge raamd. Volgens deze studies zouden in de wereld iri het jaar 2000 ongeveer zes miljard mensen zijn (1960: drie miljard); de ramingen lopen uiteen van 5,3 tot 6,8 miljard. Van deze 6 miljard mensen zouden 4,7 miljard in Azië, Afrika en Latijns Amerika wonen, dat wil zeg gen in gebieden welke voor het overgrote deel nu tot de minder ontwikkelde gebieden beho ren. Dr. Sen is van oordeel dat het totale voedselaanbod in deze ontwikkelingslanden van 1965 tot 2000, in 35 jaar dus, verviervou digd zal moeten worden. Misschien is dit wat overtrokken, maar vast staat dat de voedselproduktie - met name in de ontwikkelingslanden - snel en aanzienlijk uitgebreid moet worden, daar anders vele honderden miljoenen mensen echt honger zul len lijden en velen van hen zelfs de honger dood zullen sterven. Hoe ernstig de nood is kan blijken uit het feit dat momenteel in Afrika, Zuid-Oost-Azië en Latijns Amerika de gemid delde voedselproduktie per hoofd van de be volking nog enigszins lager is dan voor de oor log; in sommige landen is de situatie gunsti ger, maar in andere landen ongunstiger.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1965 | | pagina 36