s.
moeten gebruiken. Maar ze zullen in de eerste
plaats menselijk moeten zijn en onze colleges
van beheer zullen uit mensen moeten bestaan'.
Speciaal tot de beheerders van de boeren
leenbanken richtte zich de heer Claessens met
de volgende woorden. 'Beheerders van de
boerenleenbanken! Ik vraag me wel eens af,
waarom is men eigenlijk beheerder, bestuurs
lid, lid van de raad van toezicht, lid van een
boerenleenbank? Waarom haalt u al deze zorg
op uw hals? Waarom doet u al dat werk? Want
zorg is het, bij alle trots die men kan hebben
voor de groei van zijn bank. Wij kunnen met
trots zeggen dat de miljoenen en de miljarden
- want zo is het op het ogenblik - over de tafel
rollen, maar daarachter staat een grote ver
antwoordelijkheid, de toenemende verant
woordelijkheid, de toenemende zorg die u hebt
voor uw eigen bank, voor uw eigen plaats en
voor de hele organisatie. En wanneer u dat
alles toch doet, is het dan niet omdat ook u
die menselijke kant aanspreekt? Men noemt
dat tegenwoordig mede-menselijkheid, maar
het is toch eigenlijk de grondgedachte ge
weest van het werk van de boerenleenbanken,
die er al in gelegen heeft in een tijd toen men
dit woord 'mede-menselijkheid', nog niet han
teerde. Dat stond een Raiffeisen voor ogen,
een Van den Elzen, een Van der Marck, een
Truyen en een Fleskens - en dat waren toch
ook mensen die heus niet onzakelijk waren;
mensen die de voorzichtigheid ook steeds
naar voren brachten'.
'Ik ben dankbaar wanneer ik terugzie op deze
twintig jaren voordat wat er bestaan heeft aan
menselijkheid in de zakelijke relatie tussen mij
en u, zoals u hier bent, tussen de centrale
bank en haar boerenleenbanken. Ik ben dank
baar voor alles wat uwerzijds ook ten op
zichte van mij bestaan heeft aan belangstel
ling en aan medeleven. We heijben veel con
tact gehad, contacten vooral natuurlijk als er
2569