In juli 1900 had de bank al een zo groot bedrag aan de Centrale Boerenleenbank te Eindhoven doorgegeven, dat de beheerders op initiatief van de geestelijke adviseur, besloten om acht obligaties van de Russische Sporen aan te schaffen, vertegenwoordigend een kapitaal van 9.900. Ofschoon enkele bestuursleden vrees koesterden voor deze aankoop van ef fecten, ging de koop door, omdat de centrale bank verzekerd had dat ze solide waren. Dat het bestuur er toch niet gerust op was, bleek uit het feit, dat op elke bestuursvergadering enkele leden met het voorstel kwamen, om die buitenlandse effecten van de hand te doen. Volgens de notulen van 31 maart 1902 zijn de Russische stukken inderdaad verkocht, waar bij de bank een winst maakte van f 239. De kassier begrijpt dan ook niet hoe het komt dat de bank op het ogenblik nog steeds van die stukken in de brandkast heeft. In de beginperiode verstrekte de boerenleen bank al belangrijke voorschotten, welke vari eerden van vijftig gulden voor de aankoop van baggen, een kalf of een koe, tot zevenhonderd gulden voor de aankoop van gronden of een huisje. Een aanvraag van vijfentwintig gulden voor de geitenfokvereniging werd afgewezen. Blijkbaar had het bestuur niet veel vertrouwen in de koe der armen. Het winstsaldo over het eerste boekjaar be droeg 101,64. Voor het bestuur was dat aan leiding om het salaris van de kassier voor het jaar 1901 te stellen op f 25. Deze was er blijk baar zo mee ingenomen dat hij het bestuur ont haalde op een glas gerstenat. Voor hem als caféhouder hield dat geen grote aderlating in. Gedurende korte tijd had de bank enigszins last van praatjes, als zou de centrale bank in Eindhoven failliet zijn verklaard. De boeren leenbank Berlicum zou verder gevoelige klap pen hebben gekregen door de moeilijkheden van de Noordbrabantsche Bank, die surséance van betaling had aangevraagd. Het bleek ech ter achteraf dat onze bank voor geen cent en de centrale bank slechts voor een bedrag Tan 224 in deze affaire betrokken was. A' iet al een storm in een glas water. De vraag naar voorschotten kwam in die tijd vooral van de kleinere boeren en arbeiders, die er nog een bedrijfje bij hadden van een of twee hectare grond. De grotere boeren zorgden voor het spaargeld, dat die uitzettingen mogelijk maakten. Zelf hadden zij geen geld nodig, of zij schaamden zich ervoor bij de boerenleen bank aan te kloppen. De grote gangmaker van de boerenleenbank was in die tijd ongetwijfeld de geestelijk ad viseur. Deze ging er zelf op uit om een onder zoek in te stellen wanneer het uitzettingen op hypotheek betrof. Tijdens zijn rondgang wer den hem belangrijke bedVftjén ter hand ge steld, die hij op de bank deponeerde als toe vertrouwde middelen. De werkkring van de bank was toentertijd nog al groot; hij omvatte, behalve Berlicum, de plaatsen Den Dungen, Rosmalen en Nuland. Daar werden ook veelvuldig voorsghotten v- f- strekt. In 1904 vond men dat dez^ werkkring toch wel wat groot ging worden. Toen nam het bestuur het besluit voortaan geen voorschot ten meer te verstrekken buiten de gemeente Berlicum. Het bestuur en de geestelijk advi seur traden kordaat op en wezen verschillende 2531

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1965 | | pagina 25