De Zilvervloot Het is de laatste jaren gebruikelijk dat wij in dit maandblad mededeling doen van de resul taten die de jaarlijkse enquête naar de resul taten van de wettelijke jeugdspaarregeling heeft opgeleverd. Wij willen hier dan direct aan toevoegen, dat de uitkomsten van de enquête nog interessanter zouden zijn, als het ministerie ook de gegevens van de ove rige spaarinstellingen reeds zou bekendma ken. Het heeft ons inziens weinig zin de spaar instellingen in Nederland ieder jaar weer op nieuw gegevens te laten verzamelen die zo laat gepubliceerd worden dat zij veel van hun waarde verloren hebben. Wanneer de spaar instellingen in staat zijn hun gegevens na enkele maanden te produceren, zien wij niet in waarom de publikatie van de totale gege vens meer dan een half jaar op zich moet la ten wachten. Op 30 juni 1965 was door 123.825 zilvervloot- spaarders bijna 76 miljoen bij onze boeren leenbanken ingelegd. Deze cijfers betekenen, dat het aantal spaarders ten opzichte van 30 juni 1964 met 16.262 toenam. Een record aantal dat de toeneming in de voorafgaande twaalf maanden met het frappante cijfer van 599 overtreft. Daartegenover staat echter da' de stijging van de toevertrouwde gelden met 14.348.648 de toeneming in het voorafgaan de jaar met slechts 57.567 overtreft. Hier voor ligt dunkt ons de verklaring voor de hand. Een aantal jeugdige spaarders heeft ge bruik gemaakt van de mogelijkheid het ge spaarde bedrag op te vragen met behoud van de premie. Dit zal in het algemeen de reke ningen betreffen met de hoogste saldi. Wij moeten dus verwachten, dat het totale tegoed in de komende jaren aanmerkelijk minder spectaculair zal stijgen dan in de afgelopen jaren. Deze ontwikkeling is voor ons een reden om nog eens te wijzen op het bijzondere belang van deze spaarvorm. Het aantrekken van deze spaarders betekent in het algemeen een lang durige relatie voor de bank, waarbij dan ook nog voor een aanzienlijk en rustig tegoed gezorgd wordt. Hieraan dient direct te wor den toegevoegd, dat de acquisitie thans veel kosten met zich brengt. De bewerking van dit spaarderspotentieel dient immers in de mees te gevallen schriftelijk te gebeuren, met de daaraan verbonden kosten voor de verkrij ging van de adressen, voor de brieven en voor porto. Wij zijn echter van mening, dat vooral hier geldt 'de cost gaet voor de baet'. Overigens willen wij hier nog eens wijzen op een feit wat nog niet op alle boerenleenban ken onderkend wordt. In de spaarbankadmini stratie komen een groot aantal rekeningen voor van jeugdigen beneden de 15 jaar. Het zal 2523

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1965 | | pagina 17