Voor vele tuinbouwbedrijven echter was 1964 een verhoudingsgewijs ongunstig jaar. Wan neer men echter de financiële uitkomsten van de LEI-bedrijven over een reeks van jaren be ziet (de gegevens worden in de Memorie van Toelichting vermeld) valt het op dat de finan ciële resultaten in de akkerbouw- en veehou derijsectoren in 1964 wel aanmerkelijk beter zijn geweest dan in 1963, maar over het alge meen niet bijster gunstig afsteken tegenover die van 1958/59 en 1959/60. Met andere woor den, in een periode van geldontwaarding ener zijds en toch nog een aanzienlijke stijging van het reële inkomen van het gros van de Neder landse bevolking anderzijds, is de rentabili teit van vele boerenbedrijven in het gunstige jaar 1964 nominaal niet veel beter dan een zes, zeven jaar terug. Dit betekent dat de in komens op deze bedrijven in verhouding tot die van de Nederlandse bevolking in het alge meen achteruit zijn gegaan. Dit houdt ons in ziens ten nauwste verband met de bijzonder snelle stijging van de lonen, welke stijging be duidend uitgaat boven de toeneming van de produktiviteit in de Nederlandse economie. In dit licht bezien is het begrijpelijk dat de KNBTB en de beide andere centrale land bouworganisaties - en eveneens de midden standsorganisaties - zich in toenemende ma te zorgen maken over de economische ont wikkeling in ons land vanwege de daaruit voortspruitende consequenties voor de posi tie van de zelfstandige bedrijven. In de Memorie van Toelichting kondigt de mi nister aan dat hij het structuurbeleid in grote lijnen ongewijzigd wil voortzetten. Voor diver se onderdelen en middelen van dit beleid wor den enigszins hogere bedragen op de begro ting uitgetrokken, zoals voor onderzoek, on derwijs en voorlichting; voor cultuurtechni sche werken; voor het Ontwikkelings- en Sa neringsfonds en voor het Borgstellingsfonds voor Land- en Tuinbouw. Omtrent het markt- en prijsbeleid zwijgt de minister in de Memorie van Toelichting nage noeg volledig. Dit is wel te begrijpen, omdat de mogelijkheden van een nationaal beleid op dit terrein vanwege de EEG sterk ingeperkt zijn en de toekomstige beslissingen in sterke mate bepaald zullen worden door hetgeen in EEG-verband wordt besloten. Maar op dit mo ment verkeert de EEG in een impasse, ja in een crisis-situatie. En het is, gezien de hou ding en de bedoelingen van de Franse presi dent De Gaulle, op dit moment een groot vraagteken op welke wijze de impasse kan worden doorbroken zonder dat de grondsla gen van het EEG-verdrag en de economische gemeenschap worden aangetast. Veel zal ook afhangen van de houding en activiteiten van de nieuwe Duitse regering, welke na 19 okto ber zal worden gevormd. Bovendien is er de datum van 5 december, de dag waarop in Frankrijk de verkiezingen voor de nieuwe pre sident plaatsvinden. De Nederlandse landbouworganisaties en ook het COPA, de landbouworganisatie van de zes landen, achten de huidige situatie in de EEG zeer verontrustend en gevaarlijk en drin gen er bij de regeringen op aan al het moge lijke te doen om, op basis van het EEG- verdrag, door te gaan met de verwezenlijking van de economische gemeenschap, ook in de agrarische sector. 2504

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1965 | | pagina 38