tig door met sparen, hetzij vooraf, hetzij ach teraf door afbetaling of door aflossing op le ningen. Juist op het terrein van de duurzame goederen - sinds enige tijd zelfs op de wo ningmarkt - worden de prijzen niet verhoogd, soms eerder verlaagd. Optimisme De spreker grondde zijn optimisme ook op de algemene stijging van de inkomens. Praktisch iedereen, zo zei hij, is boven het niveau van de bare nooddruft uitgekomen. Daarin ligt een stimulans om te sparen en wel, daar de oude dag grotendeels verzekerd is, te sparen in hoofdzaak op korte termijn, dat wil zeggen op een termijn van enkele jaren. Maatschappelijk gezien leveren die naast elkaar lopende indi viduele spaarprocessen een voortdurende stroom van besparingen op, al spaart elk in dividu op zichzelf ook maar voor betrekkelijk korte duur. De inleider wees erop dat de gezinnen voor wat de verzekering betreft eenvoudig ge dwongen zijn om te sparen, omdat de risico's anders te groot zijn. Geen gezin kan het risico nemen dat het door overlijden van de kost winner zijn inkomen zou moeten derven, om maar één voorbeeld te noemen. De verzeke- ringsnoodzaak is in dergelijke gevallen dwin gend. Zo beschouwd blijft het ongetwijfeld van be lang om waardevastheid van het geld na te streven, maar dan niet omwille van het behoud van het sparen. De hoogleraar stelde dat de overheid de waardevastheid van het geld moet nastreven als een doel op zichzelf. Als men het vraagstuk van het sparen in zijn al gemeenheid op het oog heeft, is het volgens professor Posthuma niet juist om vroeger op gestelde theorieën toe te passen op deze tijd, waarin 30% van het nationale inkomen door de handen van de overheid gaat en waarin het bedrijfsleven een eigen leven leidt met eigen besparingen en investeringen. Hij beklem toonde dat men lering moet trekken uit de er varingen van het verleden. Dat verleden toont ons dat er, ondanks alle sombere voorspellin gen, ook verhoudingsgewijs veel meer ge spaard wordt dan in de tijd van de vorige ge neratie. Op die manier beschouwde professor Posthu ma het sparen inderdaad in zijn algemeenheid. Even stipte hij aan dat de zaken wel eens an ders kunnen liggen als men bepaalde spaar- vormen afzonderlijk bekijkt. Hij ging daar niet verder op in. Maar zou men bijvoorbeeld in de hoge rente die de traditionele spaarin- stellingen thans op termijndeposito's uitke ren, niet mede een vergoeding moeten zien voor de waardedaling van het geld? Met het obligatierendement is iets dergelijks aan de hand, terwijl daarentegen de aandelen, die in sommige opzichten een zekere bescher ming tegen de geldontwaarding kunnen bie den, een laag en in bepaalde gevallen zeer laag rendement opleveren. Ook in dit opzicht toonde de inleider zich optimistisch, gezien de wijze waarop de maatschappij zich telkens weer met succes bij nieuwe ontwikkelingen weet aan te passen. Optimistisch ook, omdat in deze maatschappij de leiders van de grote spaarinstellingen er blijk van geven dat zij hun taak verstaan. 2483

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1965 | | pagina 17