mate gebonden aan de activiteit van het be
drijfsleven: veel werkzaamheden van de staat
zijn nodig als aanvullende voorzieningen op
de uitbreiding van het bedrijfsleven.
De overheid heeft onder meer de ouderdoms-
verzekering verplicht gesteld, met een wette
lijk vastgestelde premiebetaling. Het is duide
lijk dat de invoering van een dergelijke rege
ling gevolgen heeft die men tevoren niet alle
maal kon overzien, misschien ook gevolgen
die men eigenlijk niet wenste. In het algemeen
is deze vorm van oudedagsvoorziening echter
nog niet zo slecht gebleken als economen
oorspronkelijk wel hebben verwacht. Voor ve
len is de ouderdomsvoorziening een zegen
geworden. De inleider vroeg zich af of het
huidige systeem wel zo geheel anders is dan
vroeger. Toen betaalde een aantal mensen
hun hele leven premie om er later de vruchten
van te kunnen plukken, maar heel wat oude
ren moesten onderhouden worden door hun
kinderen. Nu worden alle ouderen samen on
derhouden door de gezamenlijke premies van
alle inkomenstrekkers.
Vier groepen spaarders
Is er nu sprake van dat men minder is gaan
sparen omdat de oude dag via de AOW eni
germate toch verzekerd is? In zijn antwoord
op die vraag stelde professor Posthuma voor
op dat de totale besparingen zonder twijfel
toegenomen zijn en wel sterker toegenomen
dan het totale inkomen. Enige tientallen jaren
geleden werd rond 5 a 10% van het nationale
inkomen bespaard; van jaar tot jaar liep dat
natuurlijk wel eens uiteen. In de jaren na de
tweede wereldoorlog stegen de besparingen
echter tot rond 20% van het nationale inko
men, niet alleen in ons land. Dat kan men niet
allemaal op rekening van de gezinsbesparin
gen schrijven. Er zijn nieuwe spaarders bijge
komen. De vroeger ook al bestaande gezins
besparingen zijn blijven bestaan en daarnaast
hebben de vrijwillige en de verplichte verze
kering een grote vlucht genomen. Dat is voor
een groot deel ook een vorm van sparen.
We zien verder dat de moderne ondernemin
gen grote investeringen doen en die voor een
aanzienlijk deel rechtstreeks uit de winst fi
nancieren. Die winstinhouding is alweer een
vorm van sparen. Ten slotte financiert de over
heid een deel van haar investeringen met be
lastinggeld, hetgeen een weliswaar gedwon
gen, maar daarom niet minder effectieve wijze
van sparen inhoudt. Men kan de besparingen
die in de maatschappij tot stand komen dus
in vier grote groepen verdelen, die volgens de
inleider ruwweg even groot van omvang zijn:
de 'vrije' besparingen van de gezinnen en de
gezinsbedrijven, de contractuele en ten dele
collectieve besparingen van gezinnen via de
verzekering, de winstinhouding van de grote
ondernemingen en ten slotte de besparingen
van de overheid via een overschot van lopen
de inkomsten boven lopende uitgaven.
Sparen en investeren
Een heel andere vraag is of al dat spaargeld
ook terecht komt bij degenen die er behoefte
aan hebben, met name bij degenen die inves
teringen willen verrichten. Ten dele is dat uit
de aard der zaak het geval, namelijk daar waar
spaarder en investeerder dezelfde persoon of
althans dezelfde instelling zijn, wat voorkomt
bij de ondernemingen en de overheid. In to
taal zijn de besparingen echter nooit nauw-
2481