Sparen en inflatie Invloed van de overheid Mensen zijn geneigd om weinig goeds te ver wachten van nieuwigheden. Misschien is daar in iets aan het veranderen en staan wij tegen woordig meer open voor vernieuwingen dan vroeger, maar met de meeste dingen waaraan wij gewend zijn, zijn we zodanig vertrouwd geraakt dat we ons wantrouwend gestemd voelen als er verandering in komt. We ver wachten er meestal eerder narigheid dan gunstige gevolgen van. Toen er in het begin van deze eeuw allerlei vernieuwingen geop perd werden in het economisch leven voor stelden velen er alleen onheil van. Verkor ting van de werktijd en tijdige pensionering zouden de welvaart aantasten, zo vreesde men; sociale verzekeringen zouden de werk nemers zorgeloos maken en hen afhouden van sparen; het sparen zou wel helemaal ophou den als de regering niet met kracht alle prijs stijgingen de kop zou indrukken. Dat zijn enkele van de sombere voorgevoe lens die door niet weinige ondernemers, po litici en economen voor de oorlog gekoesterd werden. Tijdens de elders in dit nummer vermelde con ferentie van de Internationale Spaarstudie- groep te Amsterdam nam professor Posthuma, oud-directeur van de Nederlandsche Bank, deze zwartgallige gedachten als uitgangspunt voor een rede, waarin hij naging wat er van dat pessimisme uitgekomen was, speciaal met betrekking tot het sparen. Dat was niet veel. Het is allemaal veel beter gegaan dan de pes simisten hadden verwacht. Het meest afkeu renswaardig vonden velen in die tijd dat de staat zich ingrijpend ging bemoeien met het economisch leven. Zoals de zaken op het ogenblik staan, legt de overheid beslag op 25 a 30% van het nationale inkomen, voorna melijk door middel van belastingheffing. Dit heeft echter niet tot gevolg gehad dat de burgers minder zijn gaan sparen. Bovendien kan men zich afvragen of de staat niet even goed kan sparen als de burger; sommigen menen dat de staat het zelfs beter en verstan diger kan. Hoe dat ook zij, de werkzaamheid van de staat in het economisch leven is onmisbaar gewor den. Men kan van mening verschillen over de vraag of de overheid wel alles goed doet, of zij niet te snel en te veel ingrijpt, of zij niet te veel voor zichzelf neemt. Men kan zich echter met even veel recht afvragen, aldus professor Posthuma, of de staat niet te weinig neemt en te weinig doet. Want wat heeft de particulier aan een auto, zo vroeg hij, als de staat niet zorgt voor wegen, wat heeft hij aan leiding water wanneer het niet drinkbaar is, wat heeft hij aan een hoog welvaartspeil als de lucht zo zeer verontreinigd wordt dat hij er ziekten bij oploopt? De activiteit van de staat is in sterke 2480

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1965 | | pagina 14