daarom verheugend dat minister Biesheuvel onlangs bekend maakte dat het fonds per 1 september 1965 een nieuwe regeling voor de beëindiging van landbouwbedrijven zal invoe ren. De nieuwe regeling betekent een aanzienlijke verruiming van de mogelijkheden om voor een uitkering in aanmerking te komen. Zij geldt voor aanvragen die na 1 september zijn inge diend. De belangrijkste wijziging is wel dat de maximaal toelaatbare inkomensgrens is ver hoogd van f 6.500 tot f 8.000 per jaar. Daar mee is het fonds tegemoet gekomen aan een van de vurigste wensen van de landbouwers. Verder is de minimale leeftijd verlaagd van 55 tot 50 jaar. Als nieuwe bepaling is er bijgeko men dat het inkomen uit het eigen landbouw bedrijf tenminste f 2.500 per jaar moet be dragen. Bovendien blijft dan nog de voorwaar de gelden dat minstens 50% van het inkomen uit het eigen landbouwbedrijf moet zijn ver kregen. Dit laatste kan zonder bezwaar worden geac cepteerd. De regeling is immers in het leven geroepen voor degenen die landbouwer van beroep zijn. De eis dat het inkomen voor mini maal 2.500 uit het bedrijf afkomstig moet zijn lijkt ons echter minder gelukkig. De kleine boer, die ten dele ook in loondienst werkt, zal hierdoor kunnen worden uitgesloten. En wat te denken van de weduwe, die op haar kleine bedrijf een vreemde arbeidskracht in dienst heeft? Deze en andere voorbeelden, dus met name de ernstige gevallen, tonen aan dat de eis van de f 2.500 bezwaren oproept. De maandelijkse vergoedingen waren op 1 ja nuari van dit jaar al verhoogd vanwege de ge stegen kosten van levensonderhoud. Bij de nieuwe uitbreiding zijn de maandvergoedingen onveranderd gebleven. Alleen zijn er bedragen vastgesteld voor de leeftijdsgroep van 50 tot ren met 54 jaar. De vergoeding aan vijftigjari gen zal 196 per maand bedragen. i Ontwikkelingsbedrijven Lange tijd heeft men met een zekere spanning gewacht op de activiteiten van de afdeling 'ontwikkeling' van het fonds. In januari van dit jaar bood minister Biesheuvel echter aan de Tweede Kamer een tweetal bestuursbesluiten aan, die betrekking hadden op activiteiten van dit onderdeel van het fonds. Daarbij deelde hij mee dat het fonds een algemene premierege ling had ontworpen ten behoeve van investe ringen in ontwikkelingsbedrijven en montage stallen. Deze regeling beoogde bepaalde knelpunten in de structurele ontwikkeling van de landbouw weg te nemen. Een van de be langrijke knelpunten is de slechte en ondoel matige inrichting en kwaliteit van de gebou wen. Vandaar dat er een premieregeling ont worpen werd die op hulp bij de verbetering van de bedrijfsgebouwen was gericht. Het bestuur van het fonds besloot ten behoeve van de ontwikkelingsbedrijven f 3,5 miljoen uit te trekken. Uit dit bedrag zal aan de ontwik kelingsbedrijven maximaal 25% van de voor genomen investeringen in bedrijfsgebouwen worden vergoed. Per object en per onderne mer zou de bijdrage echter niet meer dan f 10.000 kunnen bedragen. Eventuele aanvra gers moeten hun hoofdberoep in de landbouw hebben en over goede ondernemerscapaci teiten beschikken. Mede door hun vakbe kwaamheid zou hun investering een zodanig rendement moeten afwerpen dat er een sti mulerende invloed van uitgaat op de bedrijven die in dezelfde streek zijn gelegen. 2446

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1965 | | pagina 12