Het Ontwikkelings- en
Saneringsfonds
Men kan het bestuur van het Ontwikkelings-
en Saneringsfonds niet verwijten dat het te
weinig open staat voor de verlangens van het
agrarische bedrijfsleven. Integendeel, recen
te besluiten van het bestuur komen voor een
groot deel tegemoet aan de suggesties die bij
monde van het Landbouwschap aan de minis
ter zijn gedaan betreffende uitbreiding van
de activiteiten van het fonds. In juli deelde het
bestuur mee dat het fonds uitbreiding zal ge
ven aan de regeling voor de bedrijfsbeëindi
ging. Tegelijkertijd maakte het bekend dat het
fonds een groter bedrag zou uittrekken ten
behoeve van de regelingen voor ontwikke
lingsbedrijven en montagestallen.
De bedrijfsbeëindiging
Nadat de regering in 1963 besloot een ontwik
kelings- en saneringsfonds in het leven te
roepen, is het reeds vrij snel duidelijk ge
worden wat met de afdeling 'sanering' werd
bedoeld. Boeren die geen bevredigend in
komen uit hun bedrijven kunnen verkrijgen
zijn in de gelegenheid gesteld om met finan
ciële hulp hun bedrijf te beëindigen. Ook
agrariërs die, om welke reden dan ook, zon
der bedrijfsopvolger zaten, kunnen onder ze
kere voorwaarden bij bedrijfsbeëindiging re
kenen op een geldelijke tegemoetkoming uit
het fonds. Aldus is enerzijds een aanvaard
bare oplossing gevonden voor de boeren die
eigenlijk graag hun bedrijf wilden beëindigen
maar dan in geldzorgen zouden verzeilen. An
derzijds komt door beëindiging van bedrijven
een zekere grondoppervlakte beschikbaar
voor andere bedrijven. De overblijvenden krij
gen de grond van de boeren die ermee stop
pen aan hun bedrijf toegevoegd.
Om zo selectief mogelijk te kunnen werken,
stelde het bestuur van het fonds een aantal
eisen waar aanvragers aan moesten voldoen
als zij voor een vergoeding in aanmerking
wensen te komen. Zo moest de aanvrager
een natuurlijk persoon zijn, ten minste 55 jaar
zijn, sinds 1 januari 1960 onafgebroken een
landbouwbedrijf hebben uitgeoefend en bereid
zijn om op een bepaalde wijze zijn bedrijf te
beëindigen. Het totaal fiscaal zuiver inkomen
mocht de laatste drie jaar gemiddeld niet meer J)i
hebben bedragen dan f 6.500. Meer dan 50% ->//
van dit bedrag moest uit het bedrijf zijn verkre-
gen. Kon de aanvrager aan al deze eisen vol
doen, dan kwam hij in aanmerking voor een
vergoeding van 215 per maand als hij zijn
bedrijf zou beëindigen. De vergoeding kon
hoger liggen naar mate hij ouder was. Boven
dien werd bepaald dat de beëindigingspremie
waardevast zou zijn.
Op grond van deze regeling hebben meer dan
4.200 boeren in 1964 een aanvraag ingediend.
Het is nog niet bekend hoeveel er hiervan zul
len worden goedgekeurd. Wel blijkt de rege
ling dus in een behoefte te voorzien. Het is
2445