welk tijdstip de spaarder recht krijgt op
premieuitkering.
Zonder deze aangelegenheid hier uit te diepen
kunnen wij stellen dat het niet bij voorbaat
vaststaat, welke regeling voor de betrokkene
het gunstigst is. De omstandigheden zullen dit
van geval tot geval bepalen.
Uitbreiding van het aantal spaarvormen
In ons maandblad van april 1965 merkten wij
reeds op, dat de Minister in beginsel bereid
was om ook de aflossingen van bedrijven op
leningen krachtens garantiekredietregelingen,
alsnog als spaarvorm in de wet op te nemen.
In het gewijzigde wetsontwerp werd deze aan
vulling inderdaad opgenomen en door de
Tweede Kamer als zodanig aanvaard. Hierbij
werd echter wel vastgelegd dat de in rekening
courant geadministreerde kredieten niet als er
kende spaarvormen mogen worden gezien.
Enkele aanvullingen
In het gewijzigde wetsontwerp werden nog
enkele aanvullingen opgenomen, die eveneens
zonder hoofdelijke stemming door de Tweede
Kamer werden aangenomen. Het betreft de
navolgende punten:
- De besparing van iedere deelnemer zal ten
minste f 25 per kalenderjaar moeten belopen.
- Betalingen van levensverzekeringspremies
en aflossingen op hypotheken en bedrijfs-
uitrustingskredieten kunnen worden aange
merkt als te zijn verricht door de echtgenoot
van de deelnemer. Dit is van belang, bij
voorbeeld ingeval de echtgenoot die de be
taling of aflossing heeft verricht, niet voor
een spaarpremie in aanmerking komt omdat
hij 60 jaar of ouder is. Zou zijn echtgenote
nog niet 60 jaar zijn, dan ontstaat er toch een
aanspraak op spaarpremie en wel over ten
hoogste f 250 per kalenderjaar. Een ander
voorbeeld is het volgende. Man en vrouw
zijn beiden niet ouder dan 59 jaar. De man
betaalt meer dan f 250 per jaar voor levens
verzekeringspremies en/of aflossing hypo
theek. Deze betalingen kunnen door de man
voor premie in aanmerking worden gebracht
tot een bedrag van ten hoogste f 250, terwijl
het meerdere - eveneens tot een maximum
van f 250 - wordt geacht door de echtgenote
te zijn betaald, met recht op spaarpremie. In
dit geval kan het echtpaar dus over ten
hoogste f 500 een spaarpremie verkrijgen.
Ingeval: a. een levensverzekeringsovereen
komst is beëindigd door het verstrijken van
de oorspronkelijk overeengekomen looptijd,
b. een hypothecaire schuld is teniet gegaan,
c. een krediet geheel is afgelost,
mag de desbetreffende instelling de spaar
premie over de laatste vier jaren van het be
ëindigd contract in één bedrag uitbetalen.
De spaartermijn van vier kalenderjaren
wordt dan derhalve geacht te zijn vervuld,
mits het betalingen of aflossingen betreft
die zijn verricht in ten minste vier opeen
volgende kalenderjaren.
- Het recht op spaarpremie vervalt, indien de
deelnemer het verzoek tot uitbetaling van
de spaarpremie indient na het einde van het
kalenderjaar, volgende op dat waarin de
vierjarige spaartermijn is vervuld.
Wij menen dat de aangebrachte wijzigingen
evenzovele verbeteringen zijn, die stuk voor
stuk zullen bijdragen tot een toenemende be
langstelling voor deze spaarregeling. Wij
schreven het al eerder: de komende wet is
van belang, ook voor de verdere ontwikkeling
van de aangesloten boerenleenbanken.
2407