ten zijn geregeld. Deze halsstarrige en van
weinig Europese geest getuigende houding
van Frankrijk is slechts te verklaren (maar
geenszins te billijken) uit andere, dieper lig
gende motieven, welke de Franse regering, of
juister de Franse president De Gaulle, ertoe
gebracht hebben zo'n scherpe houding aan te
nemen en nu in de Europese gemeenschappen
de 'politiek van de lege stoel' te voeren en
daarmee de werking van de EEG te blokkeren.
Frankrijk was verrast en ontstemd over de
voorstellen die de Europese Commissie enige
maanden geleden bij de Raad indiende betref
fende de financiering van het gemeenschap
pelijk landbouwbeleid. Naar de Franse opvat
ting ging de Commissie daarbij haar boekje
te buiten door zich niet te beperken tot voor
stellen tot regeling van de open gebleven on
derdelen van reglement 25, doch ook voorstel
len in te dienen voor het tot stand brengen
van eigen EEG-inkomsten reeds vanaf midden
1967 en voor een aanzienlijke versterking van
de bevoegdheden van het Europese Parle
ment. Verwezenlijking van deze voorstellen
zou bovendien de positie van de Europese
Commissie zelf aanmerkelijk versterken.
Frankrijk heeft groot belang bij een snelle
verwezenlijking van de gemeenschappelijke
landbouwmarkt. Het heeft dan ook steeds -
met de Commissie - geijverd voor snelle be
slissingen ten aanzien van gemeenschappe
lijke marktregelingen, prijzen en financiering
in de agrarische sector. Frankrijk pleitte ook
voor het ingaan van de gemeenschappelijke
markt voor alle belangrijke produkten reeds
in 1967. Maar het verzette zich steeds met alle
kracht en allerlei middelen tegen de verlening
van reële bevoegdheden aan het Europese
Parlement en een sterkere positie van de Euro
pese Commissie. Versterking van Parlement
en Commissie is iets dat volkomen tegen de
opvatting van De Gaulle indruist. Naar zijn op
vatting moeten de grote beslissingen genomen
worden door de regeringen van de deelne
mende landen zelf. De naties moeten zichzelf
blijven en de ontwikkeling mag niet gaan in de
richting van een zekere versmelting van de
landen langs de supranationale weg.
Dit alles betekent niet dat de andere landen
het in alle opzichten eens waren met de voor
stellen van de Europese Commissie. Elk land
houdt dienaangaande zijn eigen wensen en
verlangens. Vaak wilde een land ook allerlei
beslissingen koppelen aan beslissingen om
trent de financiering van het gemeenschappe
lijke landbouwbeleid.
Zo vocht de Nederlandse regering, mede van
wege de uit de Tweede Kamer uitgeoefende
pressie, met kracht voor een sterkere positie
van het Europese Parlement; de voorstellen
van de Commissie op dit terrein gingen haar
zelfs niet ver genoeg. Duitsland ijverde voor
een snelle totstandbrenging van de economi
sche unie; gemeenschappelijke invoerrechten
en handelspolitiek, harmonisatie van fiscale
regelingen (vooral van de omzetbelasting) en
bovendien actieve medewerking van de EEG
voor het welslagen van de Kennedy-onderhan-
delingen. Dit land wilde wel meewerken aan
een snelle opbouw van de gemeenschappe-
2432