van de Nederlandsche Bank echter gesteld, dat de handelsbanken minder langlopende uit zettingen zouden mogen doen naarmate de omloopsnelheid van hun spaartegoeden hoger ligt. Deze beperking van de langlopende uit zettingen zou dan vervat moeten zijn in een algemene regeling met betrekking tot het lan ge krediet. In zijn rede voor onze algemene vergadering heeft de algemeen directeur dit al vermeld. (Zie De Boerenleenbank, mei 1965, blz. 2349-2351). Hij kondigde toen ook een wijziging in de in terne regeling van onze centrale bank aan. Die wijziging is inmiddels neergelegd in een circulaire en op deze wijze aan de aangesloten banken ter kennis gebracht. Ook deze rege ling knoopt aan bij de omloopsnelheid van de spaartegoeden. Naarmate de omloopsnelheid van haar spaartegoed hoger is, zal een aan gesloten boerenleenbank gemiddeld minder rente vergoed krijgen op haar eigen tegoed bij de centrale bank. Deze regeling wordt van kracht met ingang van 1 juli 1965. De grote meerderheid van de boerenleenban ken in onze organisatie voldoet in dit opzicht aan de norm van de Nederlandsche Bank. Voor hen zal de nieuwe regeling geen gevolgen heb ben, althans geen nadelige gevolgen. Voor de andere banken zal de regeling aanleiding moe ten zijn om hun spaarrekeningen nog eens kri tisch te bekijken, of er niet een aantal bij is waarvan men moet aannemen dat er veel on eigenlijke spaargelden op gestort worden, die dan ook weer na korte tijd verdwijnen en op die manier de gemiddelde omloopsnelheid ver hogen. De boerenleenbank biedt voldoende andere mogelijkheden om de houders van der gelijke rekeningen tegemoet te komen, bij voorbeeld door een deposito buiten de stich ting spaarbank, of door een lopende rekening, al naar het karakter van de gelden en het ge bruik dat de rekeninghouder ervan wenst te maken Wij verwachten in elk geval, dat de nieuwe renteregeling een aansporing te meer zal vormen om de spaarrekeningen 'zuiver' te houden. 2373

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1965 | | pagina 7