Spaargelden bekeken door de bril van de Nederlandsche Bank De Nederlandsche Bank gaat niet over één nacht ijs. Men zou zelfs kunnen zeggen, dat het jaren achtereen gevroren moet hebben eer zij zich op het ijs waagt. Maarhierverstoort de wisseling van de seizoenen onze beeld spraak. Wat wij bedoelen is, dat de Nederland sche Bank een nieuwe ontwikkeling in het fi nanciewezen jarenlang rustig bekijkt, nauw gezet bestudeert, overweegt en opnieuw be studeert, om bovendien elk jaar van haar tel kens nog voorlopige bevindingen verslag te doen. Neem als voorbeeld, waarom het ons hier be gonnen is, de spaartegoeden. Het is onder hand acht jaar geleden, dat de handelsbanken met de traditionele spaarinstellingen om de gunst van de spaarder gingen concurreren. De Nederlandsche Bank heeft in haar versla gen ook dit verschijnsel belicht. Er is een ze kere ontwikkeling in dit deel van de verslag geving waar te nemen, van aanvankelijk zoe ken en tasten naar een geleidelijk zekerder benadering. Wie het laatste jaarverslag leest en daarbij enigszins op de hoogte is van wat er in de besprekingen tussen Nederlandsche Bank en particulier bankwezen omgaat, voelt de verwachting bij zich opkomen, dat de ge- dachtengang volgend jaar zijn afsluiting zal bereiken. Van het begin af is de kern van de kwestie geweest, of de tegoeden op spaarrekeningen bij handelsbanken wel echt spaargeld vorm den, spaargeld dat voor enigszins lange tijd bij deze banken zou blijven berusten. Het beloop van de spaartegoeden is bij de han delsbanken altijd minder regelmatig geweest dan bij de traditionele spaarinstellingen. Het totale bedrag groeide snel door hoge stortin gen, maar soms liepen de terugbetalingen nog hoger op. Er bestond daarom gerede twijfel, of het hier wel in hoofdzaak om echte bespa ringen ging. Het had er alle schijn van, dat een aanzienlijk deel van deze gelden slechts voor korte tijd op spaarrekeningen werd ge stort, in afwachting van definitieve belegging of mogelijk ook van andere bestedingen. Inmiddels is toch wel komen vast te staan, zo zegt de Nederlandsche Bank in haar jaarver- 2371

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1965 | | pagina 5