Landbouw-economisch nieuws GATT-gesprek Hoewel de EEG niet op de afgesproken datum met concrete voorstellen over een wereldom vattend graanakkoord in Genève kon ver schijnen, aanvaardde de Raad van Ministers medio mei toch een gemeenschappelijk stand punt. Intern is men het dus eens met de aard van de voorstellen die ten behoeve van een wereldgraanakkoord als onderhandelingsbasis zullen dienen. Hoe dringend de wereldgraanproblemen om een oplossing vragen wordt duidelijk als men nagaat op welk niveau de graanprijzen op de wereldmarkt liggen. In feite is een sanering van deze markt vereist omdat er in de wereld een aanzienlijke overproduktie van granen is. Jaarlijks wordt er 15 a 20% meer geprodu ceerd dan met de reële vraag overeenkomt. De overproduktie drukt de wereldmarktprijs, die daardoor nog niet driekwart van de kost prijs haalt. Ter garandering van redelijke inkomens aan de akkerbouwers moeten de desbetreffende regeringen omvangrijke subsidies aan hun boeren betalen om de graanproduktie te kun nen afzetten. De grootte van deze subsidies wordt bepaald op grond van het verschil tus sen de prijs die men aan de boeren in uitzicht heeft gesteld en de wereldmarktprijs. Daalt de wereldmarktprijs, dan neemt de subsidie dien overeenkomstig toe. Hierin ligt grotendeels de bescherming. Wil men de internationale han del saneren, dan zal het aanbod meer afge stemd moeten worden op de vraag. Dat be tekent beperking van de produktie. Om in deze richting iets te bereiken stelde dr. Mansholt voor het steunbedrag te bevriezen. Door de vormen waarin steun kan worden verleend te beperken en de omvang van het steunbedrag binnen bepaalde grenzen te houden wil hij be reiken dat overproduktie de graanteelt min der rendabel maakt. Verder wil hij de even tueel toch ontstane overschotten gemeen schappelijk laten financieren. Een nadere uitwerking van deze ideeën gaf de Europese Commissie in haar ontwerp door met het voorstel te komen een internationale referentieprijs vast te stellen voor een periode van drie jaar. Na deze periode zou herziening mogelijk zijn. De hoogte van de referentie- prijs moest zodanig zijn dat de meest efficiënte graanproducenten, dus de Verenigde Staten, Canada, Australië en Argentinië, zonder steun aan hun boeren dit graan rendabel konden af zetten. Zo'n prijs zou enkele dollars boven de huidige wereldmarktprijs liggen. Boven deze prijs zou nog een toeslag komen ten behoeve van een stabilisatiefonds. Dit fonds keert dan gelden aan de producenten uit als de markt prijs beneden de referentieprijs daalt. In het omgekeerde geval moeten de producenten gelden in het fonds storten. Ten behoeve van de ontwikkelingslanden wil dr. Mansholt de 2398

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1965 | | pagina 32