beroep te doen op het geduld van de aan
vragers. Men kon immers verwachten dat het
grote aantal aanvragen van de eerste maan
den, nadat hiertoe de gelegenheid was gege
ven, niet vlot kon worden afgewerkt. Opeen
hoping van werkzaamheden leidt tot stagnatie.
Verder betreft het hier voor degenen die over
de aanvragen beslissen een problematiek die
nauwgezet moet worden behandeld. Men kan
er daarbij van uitgaan dat de praktische pro
blemen veel gevarieerder zijn dan men op
papier voor mogelijk houdt. De stagnatie is
dus wel begrijpelijk.
Het aantal ingediende verzoeken bedroeg eind
1964 ongeveer 4.000 en bleek medio maart al
tot meer dan 5.000 te zijn gestegen. Als dan
blijkt dat per 31 maart nog maar 180 gevallen
volledig zijn afgewerkt, dan is het gerezen
ongeduld eveneens begrijpelijk. De aanloop
periode mogen wij nu wel als afgelopen be
schouwen. Gezien de uitspraak van de minis
ter zal er dus in de loop van dit jaar wel meer
schot in komen. Hetzelfde verwachten wij van
de verdere aanpassing van de regeling, in het
bijzonder voor zover het de optrekking van
de inkomens- en leeftijdsgrens betreft.
Landbouwfinanciën in de EEG
Nog een ander fonds heeft de afgelopen we
ken in de belangstelling gestaan en wel het
Landbouwfonds van de EEG. De Europese
Commissie heeft bekend gemaakt dat de aan
vragen van de lidstaten om steun uit het fonds
ten behoeve van landbouwstructuurprojecten
voor de jaren 1962/'63 en 1963/'64 zo groot
zijn geweest, dat zij de beschikbare bedragen
verre te boven gaan. De aanvragen voor
1962/'63 zijn viermaal zo groot als het bedrag
2362
dat verstrekt kan worden. Voor 1963/'64 zijn
zij bijna driemaal zo groot.
Ons land heeft voor deze periode in totaal
voor 16,8 miljoen dollar of ruim 60 miljoen
gulden aan verzoeken om financiële steun in
gediend. Ter nadere oriëntatie diene dat de
omvang van de middelen die dit fonds voor
dergelijke projecten uitkeert, afhankelijk is
van het bedrag dat aan uitvoersubsidies en in
terventies op de nationale markten wordt ver
strekt. Voor de genoemde periode geldt als
norm dat het bedrag dat voor de nationale
landbouwprojecten zal worden uitgekeerd een
kwart zal zijn van het bedrag dat voor het
totaal van de beide andere doeleinden wordt
besteed. Op grond hiervan zal in 1962/'63 on
geveer f 34 miljoen voor de projecten ter be
schikking komen. Er is echter voor een waar
de van f 136 miljoen aan aanvragen binnen
gekomen. De overeenkomstige cijfers voor
1963/'64 luiden respectievelijk f 62 miljoen en
f 185 miljoen.
De activiteiten, die de Europese Commissie
vóór 30 juni nog moet leveren, zijn groot in
aantal en moeilijk in samenstelling. Het pro
gramma bevat de verordeningen voor suiker,
oliën en vetten, een aanvulling op het groen
ten- en fruitreglement, voorts de vaststelling
van gemeenschappelijke prijzen voor melk,
rundvlees, rijst, suiker en vetten op 1 juli 1967.
Bovendien vraagt het financiële reglement van
het landbouwfonds om een definitieve her
ziening.
De korte periode die voor al deze ingewikkel
de zaken nog maar beschikbaar is, zal er wel
toe leiden dat de Raad alleen aan dringende
vraagstukken enkele zittingen zal kunnen be
steden. Het gaat dan in eerste instantie om de