verlening in lopende rekening of op een ter mijn korter dan gemiddeld twee jaar. De Nederlandsche Bank heeft geconstateerd, dat er als het ware een monetair lek zit in de kredietbeperkingsregeling. Dit hangt nauw sa men met de ontwikkeling, dat ook de handels banken ertoe zijn overgegaan leningen met een looptijd langer dan gemiddeld twee jaar te verstrekken. Het gaat daarbij in hoofdzaak om het middellange krediet, dat bij onze boe renleenbanken vanouds bekend is bij wijze van al dan niet door hypotheek gedekte voor schotten op termijn. Nu beschikken de handelsbanken nog over vrij omvangrijke liquiditeiten, die zij voor een gedeelte in het buitenland aanhouden. Deze zouden nu buiten de geldende kredietbeper kingsregeling om tot vergroting van de bin nenlandse koopkracht kunnen leiden, indien zij in binnenlandse leningen met middellange looptijd zouden worden omgezet. Met het oog daarop geldt voor de handelsbanken naast de kredietbeperkingsregeling reeds de verplich ting om de Nederlandsche Bank maandelijks te informeren omtrent de ontwikkeling van het lange krediet. Deze verplichting geldt niet voor de landbouwkredietbanken. De omloopsnelheid van spaargelden Bij de Nederlandsche Bank bestaan voorne mens om ook ten aanzien van het lange be drijf van de banken een afzonderlijke krediet beperkingsregeling in te voeren. Deze zou hierop neerkomen, dat het bedrag van de lan ge uitzettingen niet meer zou mogen groeien dan de aanwas van de spaargelden. Daarbij zou de aanwas van de spaargelden slechts dan voor 100% in rekening worden gebracht, indien de omloopsnelheid van de toevertrouwde spaargelden niet groter is dan normaal. De omloopsnelheid wordt als nor maal beschouwd, indien bij deling van het to taal van de terugbetalingen per jaar op de te goeden bij de stichting spaarbank door het gemiddelde totaal van deze tegoeden het quotiënt, dit is de uitkomst van deze deling, niet hoger komt dan 0,5. Gemiddeld ligt dit quotiënt, dat voor onze boerenleenbanken de omloopsnelheid van de toevertrouwde spaargelden aanduidt, op on geveer 0,5. Het is in de laatste jaren gestegen van 0,45 tot 0,5. De spaarrekeningen bij alle spaarinstellingen geven in de laatste jaren een stijging van de omloopsnelheid te zien, dit wil zeggen, dat er relatief meer spaargel den dan voorheen worden opgenomen en in het verkeer gebracht. Alnaargelang de om loopsnelheid van de spaarrekeningen stijgt, neemt de Nederlandsche Bank aan dat de spaarrekeningen meer oneigenlijk spaargeld bevatten. De spaartegoeden van de handels banken geven thans een omloopsnelheid te zien van 0,8. Maar bij toepassing van de door de Nederlandsche Bank voor de lange uitzet tingen gedachte beperkingsregeling zou bij de handelsbanken dan ook een deel van de toeneming van de spaartegoeden niet worden meegeteld. Dit zou betekenen, dat de moge lijkheid tot het doen van lange uitzettingen in de gedachte maatregel dienovereenkomstig kleiner zou worden. Het is bekend, dat de Nederlandsche Bank er de voorkeur aan geeft om dergelijke krediet- beperkingsregelingen uit te voeren met mede werking van de betrokken groepen, dus op basis van vrijwilligheid. Voor de geldende kredietbeperkingsregeling ten aanzien van 2350

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1965 | | pagina 40