gen. De bedrijfskosten en de afschrijvingen
namen toe met meer dan 20%. In totaal was de
kostenstijging bij de boerenleenbanken ech
ter procentueel geringer dan de stijging van
de baten. Dit maakte het voor veel banken
mogelijk om, na behoorlijke reservering voor
belasting en diverse doeleinden, uit de bus te
komen met een nettowinst, die aanzienlijk ho
ger was dan het jaar tevoren.
Reservevorming
Deze verbetering van rentabiliteit van onze
boerenleenbanken verheugt ons bijzonder.
Voor de boerenleenbank is de winst geen
doel; maar wel is winst maken voor haar de
enige manier om haar eigen vermogen te ver
groten door de vorming van reserves. Sinds
jaar en dag wijzen wij in woord en geschrift
het zelfstandig bedrijf en het landbouwbedrijf
in het bijzonder op het grote belang van het
eigen vermogen voor hun financiële gezond
heid en zelfs voor hun levensvatbaarheid. Wij
zouden er heel verkeerd aan doen om aldus
voor anderen te preken en daarbij te verzui
men deze stelregel op onszelf toe te passen.
Ook voor de boerenleenbanken zowel indivi
dueel als in hun totaliteit is het noodzakelijk
een flinke financiële buffer te bezitten in de
vorm van de voorgeschreven statutaire reser
ves. Aan die noodzaak doen alle voorzienin
gen door middel van kredietverzekering en
fondsvorming, in het kader van de centrale
instellingen van onze organisatie, hoe nuttig
ook, niets af. Het is daarom verheugend, dat
de verbetering van de winstcapaciteit onze
banken in staat heeft gesteld hun reserves op
te voeren.
Ook bij de centrale bank ontwikkelde de ren
tabiliteit zich niet ongunstig. De bedrijfswinst
nam toe van f 9 miljoen in 1963 tot MO miljoen
in 1964. Onder bedrijfswinst is hier verstaan
de winst na afschrijving, doch vóór reserve
ring voor belastingen en diverse voorzienin
gen. Dit is een verheugende stijging. Vergelij
ken wij de bedrijfswinst van de centrale bank
echter met die van de gezamenlijke aangeslo
ten banken, dan zien wij, dat zij in 1964 voor
het eerst beneden die van de aangesloten ban
ken is gebleven. Nog in het voorgaande jaar
was de bedrijfswinst bij de centrale bank ho
ger dan bij de aangesloten banken, maar in
1964 beliep de bedrijfswinst van de aangeslo
ten banken ruim f 11 miljoen, en die van de
centrale bank, zoals gezegd, f 10 miljoen; bij
de aangesloten banken dus f 1 miljoen meer.
Ik zou niet willen zeggen, geachte vergade
ring, dat hiermee een schaduw geworpen
wordt op onze voldoening over het financiële
resultaat van de centrale bank. Eerder is het
tegendeel het geval. Indien de boerenleen
banken door een gezonde rentabiliteit van het
eigen bedrijf hun posities weten te versterken
kan de centrale bank meer middelen ter be
schikking stellen voor nieuwe ontwikkelingen,
zoals op het gebied van de administratie, de
propaganda en de voorlichting, alsmede voor
de ontplooiing van de ontwikkelingsmogelijk
heden van de boerenleenbanken in het alge
meen.
Zoals U weet, besteedt de centrale bank een
groot deel van haar bedrijfswinst, behalve aan
belastingen, aan voorzieningen die zij met het
oog op het welzijn van het geheel noodzake
lijk acht. Ook in de jaarstukken over 1964
komt dat tot uiting. Op de resultatenrekening
komt de belastingreservering voor met een
bedrag van bijna f 4 miljoen en komen de
2340