de ontwikkeling van de administratieve tech
niek van de boerenleenbanken, nieuwe voor
zieningen met betrekking tot het effectenver
keer bij de boerenleenbanken, en de eisen die
de Nederlandsche Bank stelt ter bevordering
van een evenwichtige groei van de lange uit
zettingen. Ook deze rede is in dit nummer
opgenomen.
Aan de heer Vaandrager uit Barendrecht - die
naar aanleiding van het betoog van de heer
Van Campen om een ruimere beursverslagge-
ving vroeg - werd toegezegd dat hieraan in
de toekomst nog meer aandacht zal worden
geschonken. Daarna kwam de rondvraag in
zicht
Krediet en pluimvee
De heer ir. Wellen, directeur-generaal van de
landbouw, voerde hierbij het woord en roem
de allereerst de goede samenwerking die er
bestaat tussen het Borgstellingsfonds en de
centrale bank. Wij zijn op het Ministerie niet
gauw verlegen, aldus de heer Wellen, maar
als de heren van de centrale banken komen,
worden wij toch steeds weer vervuld met res
pect voor het belang van de functie in het
Nederlandse landbouwkredietwezen.
De overheid prijst zich gelukkig dat zij de kre
dietvoorziening aan het particuliere initiatief
kan overlaten, maar zich bewust van haar ver
antwoordelijkheid geeft zij hierbij gaarne de
nodige aanvullingen.
Hij prees de functie en de werkwijze van de
Raden voor Bedrijfsontwikkeling, die zich ten
doel stellen om de krachten te bundelen van
hen die met hun adviezen ten dienste staan
van boer en tuinder. Ook de samenwerking
tussen overheid, bedrijfsleven en banken, zo
als die bestaat in de Borgstellingsfondsen,
blijkt zeer nuttig en effectief. Het Ontwikke-
lings- en Saneringsfonds biedt, aldus de heer
Wellen, goede mogelijkheden om de agrari
sche structuur snel aan te passen. Grote
waardering en aandacht vroeg de heer Wellen
hierbij voor de figuur van de ondernemer, die
als zodanig een steeds meer eisende taak
krijgt.
De heer Wellen ging aan het slot van zijn
rede nog even hardop denken, zoals hij wel
meer doet. Deze gewoonte en het feit dat
journalisten graag aandacht schenken aan
datgene wat er zogezegd uitspringt, heeft
reeds verschillende vette koppen in de land-
bouwpers gebracht. Het leek er nu op of de
heer Wellen aan het slot van de vergadering
de afgevaardigden nog wat huiswerk wilde
meegeven of gesprekstof voor de urenlange
tocht die velen jaarlijks maken om de verga
dering bij te wonen.
Pluimvee was vandaag het onderwerp, waar
bij hij er van uit ging dat wij per hoofd van de
bevolking ongeveer een kip werk kunnen
verschaffen. Dit betekent een twaalf tot der
tien miljoen kippen. Daarnaast bestaat dan
nog de mogelijkheid van export, die hij
taxeerde op de produktie van vijf a zes mil
joen kippen. Totaal dus zeventien a achttien
miljoen. Als we nu van deze achttien miljoen
het aandeel van de kleinere pluimveehouders
(50-200 kippen) aftrekken, dan resteren er nog
twaalf miljoen kippen, die voor de grotere be
drijven bestemd zijn. De heer Wellen liet het
nu aan de toehoorders over om uit te rekenen
hoeveel grotere pluimveehouders deze twaalf
miljoen voor hun rekening kunnen nemen. Als
men van een kippenstapel van duizend dieren
per bedrijf uitgaat, zijn dat dus nog 12.500
2320