zes jaren is verstreken, een aanspraak op spaarpremie toe te kennen aan zijn recht verkrijgenden. Beide suggesties zullen met instemming wor den begroet. Vele jeugdige spaarders zul len ongetwijfeld het tot nu toe door hen be nutte maximum spaarbedrag van 200 per jaar naar het nieuwe maximum van 300 ver leggen. Als gevolg hiervan zullen de in het ka der van deze wet gespaarde gelden in totaal aanzienlijk toenemen. Bovendien mag het psy chologisch effect van deze wijziging niet wor den onderschat. De in een absoluut bedrag omgerekende, in uitzicht te stellen spaarpre mie na zes, zeven, acht of negen kalender jaren zal - meer nog dan thans - de groep niet-deelnemers aanspreken en tot deelne ming aanzetten. Het onder b) gestelde mag worden gezien als een maatregel die de oneffenheid wegneemt, die op dit stuk, bijvoorbeeld in vergelijking met de rijksambtenarenspaarregeling en met alle bedrijfsspaarregelingen, in de jeugdspaar- regeling voorkomt. Werknemers De regering overweegt: a) verhoging van het maximum bedrag van de werkgeversbijdrage, dat voor vrijstelling van fiscale en sociale lasten in aanmerking komt, van 390 tot 500; b) erkenning als bestedingsobject van uitga ven ter verwerving van een onroerende zaak door de echtgenoot (echtgenote) van de werknemer, alsmede de erkenning als bestedingsobject van betaling van premies voor een levensverzekering gesloten door 2292 de echtgenoot (echtgenote) van de werk nemer. Met betrekking tot de premiespaarregelingen lijkt het verhoogde maximum - uitzonderingen daargelaten - meer theorie dan praktijk. In de meeste premiespaarregelingen reikt de werk geversbijdrage niet hoger dan 100 a 150 per deelnemer per kalenderjaar. Anders ligt het echter bij de winstdelings- spaarregelingen, waarbij niet zelden zodanige uitkeringen worden genoten, dat de nu voor gestelde verhoging van de maximale werk geversbijdrage zal leiden tot groter profijt in het kader van de fiscale faciliteiten. Dit laatste is uiteraard ook het geval bij die ondernemingen, waar twee spaarregelingen van kracht zijn, namelijk een premie- en een winstdelingsspaarregeling. De overweging onder b) genoemd is analoog aan een desbetreffende bepaling in de rijks ambtenarenspaarregeling, welke bepaling in 1963 alsnog in deze in 1960 ingevoerde spaar regeling werd opgenomen. In het verleden werden alleen de betalingen door de werknemer, respectievelijk de ver zekeringspremies van polissen gesloten door de werknemer, als 'erkende bestedingsdoel einden' aangemerkt. In de toekomst zullen de faciliteiten ook gelden voor betalingen van, respectievelijk voor verzekeringspremies van polissen gesloten door de echtgenoot (echt genote) van de werknemer. Wij hebben met genoegen kennis genomen van de bovenomschreven in de toekomst te verwachten verruiming van overheidsmaatre gelen in het kader van de bezitsvorming. Deze nieuwe geluiden impliceren evenzovele ver ruimingen van de voor onze organisatie be staande mogelijkheden.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1965 | | pagina 14