van de langlopende en permanente behoeften te dekken. Bovendien was nog ongeveer 10% van het vermogen op lange termijn aange trokken. Er was dus sprake van een zekere overdaad aan langlopende middelen. Wij zouden niet zonder meer willen beweren, dat de laatste groep bedrijven er het beste voorstaat. Dat hangt van verschillende dingen af. Vooreerst van de vraag of zij voldoende afgeschreven hebben. Door te weinig afschrij ving ontstaat een schijnvermogen, dat het op de balans misschien goed doet, maar dat geen realiteit weergeeft. In de praktijk schrijven de loonwerkers op zeer verschillende manieren af. De gevolgen daarvan komen pas aan het licht wanneer de machines of gebouwen ver vangen moeten worden. Het is mogelijk, dat een deel van de bedrijven in deze derde groep, met hun hoge eigen vermogen, te weinig af geschreven hebben. Hun vermogenspositie zou dan in werkelijkheid minder florissant zijn dan zij op papier lijkt. Afgezien van deze kwestie, zegt ook een reëel hoge eigen-vermogenspositie nog niet alles. Men moet ook het bedrijf zelf en zijn omstan digheden kennen om er een gefundeerd oor deel over te kunnen uitspreken. Van veel be tekenis is de vraag, of deze bedrijven de voor hen gunstigste omvang hadden bereikt. Er wa ren blijkens het onderzoek nogal wat kleine bedrijven onder. Die zouden misschien beter eens een uitbreiding kunnen overwegen, ook al zou hun eigen vermogen er dan procen tueel op achteruit gaan. Voorts is het van be tekenis of deze bedrijven over een modern machinepark beschikten. Niet zelden zijn het ouderwetse bedrijven, die een zeer hoog ei gen vermogen hebben. Zij zullen dan ondanks hun gunstige financiële positie de concurren tiestrijd moeilijk kunnen volhouden. Hun grote vermogen zou dan weinig baten, tenzij als stevig startblok voor expansie. Hier raken wij een kardinaal punt. Een loon bedrijf met een flink eigen vermogen heeft altijd dit voor op andere bedrijven, dat het op zijn minst een goede basis bezit, een basis die desgewenst kan dienen als uitgangspunt voor uitbouw of modernisering, en die in elk geval een draagvlak vormt voor de risico's van het produktieproces en de concurrentie. Wissel valligheid is nu eenmaal een kenmerk van de bedrijfsresultaten van loonwerkers, mede ten gevolge van het feit dat hun produktieproces niet continu verloopt. Zij moeten daarom vol doen aan strengere eisen van soliditeit en solvabiliteit dan bedrijven met een minder wisselvallig karakter. Hoewel het minimaal ge wenste eigen vermogen moeilijk in een per- 2252

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1965 | | pagina 6