Matige start AANTEKENINGEN BIJ DE STATISTISCHE GEGEVENS Bij de beoordeling van de financiële positie van de boerenleenbanken, zoals die in de hiernevens afgedrukte staten tot uitdrukking komt, dient men rekening te houden met de bijgeschreven rente over het boekjaar 1964, die is opgenomen in de balans per 31 januari. Seizoenmatig is januari een goede spaarmaand. Ook dit jaar lag het spaaroverschot boven dat van december van het vorig jaar; vergeleken met januari 1964 was het resultaat echter enigszins teleurstellend. Bij de banken van onze organisatie werd f 23 miljoen meer gestort dan terugbetaald. In dezelfde periode van het vorig jaar over troffen de stortingen de terugbetalingen met f 31 miljoen. Een oorzaak voor dit achterblijven is moeilijk aan te geven. Ook de overige traditionele spaarbanken hebben een minder gunstig resultaat geboekt. De creditsaldi op lopende rekening ondergingen een verdere daling. Per einde januari was door rekeninghou ders in rekening-courant 291 miljoen toevertrouwd tegen f 312 miljoen, exclusief rente, ultimo december en f 327 miljoen per 30 november. Hiertegenover vertoonden de kredieten in rekening-courant een verdere stijging. Indien men rekening houdt met een rentevergoeding van ongeveer f 11 miljoen, dan bedroeg het uitstaande bedrag aan kredieten op het einde van het vorig jaar, inclusief rente, I 200 miljoen tegen I 210 miljoen per 31 januari. De kredietverlening in de vorm van vaste voorschotten nam toe met 16 miljoen. Gedurende deze maand werd f 32 miljoen uitgegeven aan nieuw verstrekte voorschotten, terwijl voor 16 miljoen aan aflossingen werd ont vangen. Op het einde van de maand bedroeg het uitstaande bedrag f 1.507 miljoen tegen f 1.491 miljoen einde vorig jaar. Spaarbeweging Het sparen bij de Eindhovense boerenleenbanken heeft in februari een minder gunstig verloop gehad. Gedu rende deze maand werd er f 140 miljoen gestort en f 116 miljoen terugbetaald, zodat er een spaaroverschot resul teerde van f 24 miljoen; hetgeen f 2 miljoen minder is dan in februari van het vorig jaar. Bij de overige spaar- instellingen werd in deze maand meer gespaard dan in de overeenkomstige periode van het vorig jaar. De Rijkspostspaarbank boekte een spaaroverschot van f 37 miljoen tegen f 32 miljoen in 1964. Bij de boerenleenbanken van de Utrechtse organisatie overtroffen de stortingen de terugbetalingen met f 32 mil joen. In februari 1964 bedroeg het spaaroverschot bij deze instellingen f 25 miljoen. De Algemene Spaarbanken konden een spaarsaldo noteren van f 66 miljoen te vergelijken met f 57 miljoen in 1964. 2278

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1965 | | pagina 32