Samenwerking en samenwerkingsvormen in de Landbouw II RECHT EN WET In het vorige nummer van De Boerenleenbank gaven wij een samenvatting van het preadvies dat mr. A. A. M. van Agt voor de Vereniging voor Agrarisch Recht heeft uitgebracht. Dit preadvies handelde over het gezamenlijke verwezenlijken van de tot de uitoefening van het landbouwbedrijf behorende activiteiten door zelfstandig blijvende ondernemingen. Thans zullen wij trachten een indruk te geven van het preadvies dat dr. mr. W. B. Helmich over de gezamenlijke uitoefening van één on derneming heeft uitgebracht. Het gezamenlijk uitoefenen van één onderneming De oprichting en exploitatie van één gemeen schappelijk, onafhankelijk bedrijf dient bij voorkeur te geschieden in de vorm van een maatschap, vennootschap onder firma of naamloze vennootschap. De stichting, de ver eniging en de coöperatieve vereniging komen hiervoor niet in aanmerking, omdat zij volgens hun wettelijke strekking geen ondernemings- 2256 vormen zijn. Wij laten deze vormen daarom als mogelijkheden van samenwerking in één onderneming buiten beschouwing. Het 'thuis-best-werken' Ofschoon de eenmanszaak niet beschouwd kan worden als een rechtsvorm waarin een onderneming wordt uitgeoefend heeft de pre- adviseur als inleiding op de behandeling van verschillende vormen van maatschap gespro ken over het zogenaamde thuis-best-werken. Hieronder is te verstaan een onderlinge sa menwerking tussen ouders en kinderen, die niet gebaseerd is op een uitdrukkelijke of stilzwijgend gesloten privaatrechtelijke over eenkomst. De kinderen zijn contractueel niet tot medewerking verplicht en de ouders hoe ven hun voor hun arbeid geen bepaald loon uit te betalen. Ter rechtvaardiging van het thuis-best-werken wordt vaak een beroep gedaan op financiële gronden. Dit is geen goed argument. Indien de bedrijfsopbrengsten onvoldoende zijn, kun nen de ouders het in redelijkheid uit te be talen loon, voorzover het de verstrekkingen in natura te boven gaat, aan de kinderen schul dig blijven, desnoods tot na het overlijden van de langstlevende ouder. Men wil over het algemeen evenwel geen arbeidsovereen komst met zijn kinderen, omdat men de boer derij als een familiebedrijf ziet en de fiscale en andere consequenties van een arbeids overeenkomst niet wenst te aanvaarden. Men wil vaak evenmin een maatschappelijke samenwerking, omdat men de kinderen geen reële medezeggenschap geven wil. Daar

Rabobank Bronnenarchief

blad 'de boerenleenbank' (CCB) | 1965 | | pagina 10